|
Actueel
Alfahulp: dom dweiltje of onderschatte professional?
Sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning op 1 januari
zijn ze weer in beeld: de goedkope alfahulpen. Ze poetsen en strijken,
maken bedden op en doen de afwas. Maar wat minstens zo belangrijk is:
ze bieden een luisterend oor. ‘Mijn cliënten zijn altijd blij
als ik kom. Dan kunnen ze tenminste met iemand praten.’
© Leonie van den Schoor
In Nederland werken naar schatting zo’n zestig- tot zeventigduizend
alfahulpen: vrouwen (en een enkele man) die er naast het huishouden iets
bij willen verdienen met een paar uurtjes werk per week. Marleen Theunissen
uit het Limburgse Hunsel is er één van. Acht jaar werkt
ze nu als alfahulp. Op dit moment heeft ze twee ‘gezinnen’:
een echtpaar waarvan de man 83 jaar is en de vrouw 76, en een alleenstaande
vrouw van 87. Bij het echtpaar moet Marleen vaak strijken. Verder doet
ze veel schoonmaakwerk: de ramen zemen, de berging vegen, de woonkamer
stofzuigen, de keukenkastjes soppen of de badkamer een beurt geven. Net
wat er nodig is of wat de cliënt wil. ‘Het is drie uur lang
echt wel doorwerken, met een kwartiertje koffiepauze tussendoor. Per week
ben ik er zo’n zes tot acht uur mee kwijt. Meer uren hoef ik niet,
daar kies ik bewust voor.’
Vertrouwen
Vroeger werkte Marleen als ziekenverzorgende in het ziekenhuis. Daarmee
stopte ze toen haar dochter werd geboren. Pas toen haar twee kinderen
allebei naar de middelbare school gingen, kreeg ze meer tijd. Sindsdien
heeft ze als alfahulp bij al heel wat cliënten gewerkt. ‘Ik
vind het fijn werk, de mensen zijn heel dankbaar. Voor hen ben ik echt
geen poetshulp, en zo voel ik me ook niet. Ze praten heel graag over van
alles, soms ben je net een maatschappelijk werkster. Dan gaat het over
de familie bijvoorbeeld, of de omgang met mensen uit de omgeving. Ik luister
dan en geef een beetje advies. Hoe langer je ergens werkt, hoe meer vertrouwen
mensen in je krijgen. Ik heb wel eens cliënten gehad die mij als
hun dochter beschouwden. Ze vertelden mij meer dan hun eigen kinderen.
Dat vertrouwen geeft me echt voldoening. De mensen waar ik nu werk zijn
ook heel blij met me en willen me niet meer kwijt. Dat is fijn om te horen.’
Ook de drie cliënten van alfahulp Jacky van Baast uit Vught zien
haar graag komen. ‘De koffie staat altijd klaar, ik ben er meer
dan welkom. Ik heb het echt met hen getroffen. Soms zegt zo’n cliënt:
gisteren heb ik maar vijf woorden gezegd. Ze zijn blij dat ze met iemand
kunnen praten.’
Lage status
Marleen en Jacky zijn niet de enige alfahulpen die zoveel waardering krijgen.
De meeste alfahulpen worden op handen gedragen door hun cliënten.
Die grote tevredenheid van cliënten staat in schril contrast met
de lage status die alfahulpen naar buiten toe hebben. ‘Over het
algemeen wordt er neergekeken op het ongeschoolde werk van alfahulpen’,
weet Rita Helleman van Sting, de Landelijke Beroepsvereniging Verzorging
die zich sterk maakt voor de positie van helpenden en verzorgenden. ‘Kennis
of een diploma is geen vereiste, in principe kan iedereen het doen. Zelfs
verpleegkundigen en verzorgenden kijken vaak neer op de alfahulp. Niets
is zo hiërarchisch als de gezondheidszorg. De maatschappelijke waardering
moet echt omhoog, want ze doen ontzettend goed en belangrijk werk. Ik
herinner me nog dat ik als wijkverpleegkundige bij een psychotische patiënt
werd geroepen. Ik gaf een prik en was weer weg, maar die alfahulp is er
nog vier uur gebleven. Ga er maar aanstaan.’
Niet serieus genomen
Ook Jeannet van de Kamp weet mee te praten over de lage status van alfahulpen.
Een jaar lang werkte ze als alfahulp om een boek te kunnen schrijven over
haar ervaringen. ‘Alfahulpen worden niet serieus genomen, de buitenwereld
ziet hen als een dom dweiltje. Ze hebben het allernederigste beroep in
de zorg. Alfahulpen doen veel meer dan alleen maar schoonmaken, ze geven
aandacht en zorg aan hun cliënten. Hun inzet wordt met voeten getreden
door maatschappelijke minachting. Toen ik tijdens een etentje met hooggeschoolde
mensen vertelde dat ik alfahulp was en schoonmaakte bij vier oudere vrouwen,
viel er meteen een ijzingwekkende stilte. Het ergste was dat ik erin mee
ging: ik kreeg de neiging om te zeggen dat ik dit werk alleen maar deed
omdat ik er een boek over wilde schrijven.’
Hechte band
Alfahulpen doen heel wat meer dan poetsen. Zeker als ze al wat langer
bij hun cliënten komen, sluipen er andere taken bij in. Helpen bij
het invullen van acceptgiro’s of formulieren bijvoorbeeld, of even
meegaan naar het ziekenhuis omdat de kinderen zo ver weg wonen. De cliënt
gaat steeds meer op hen leunen. ‘Dat intensieve contact met steeds
dezelfde cliënten is het mooiste van de alfahulpverlening’,
vindt Jeannet van de Kamp. ‘Je leert de mensen heel goed kennen
en dat geeft veel voldoening. Je bouwt een band met hen op en dat maakt
het pas echt leuk, niet het werk zelf. Vaak heb je het heel gezellig met
je cliënten, je gaat je aan hen hechten.’ Dat is ook de reden
waarom Jeannet nog steeds als alfahulp werkt. Ook nu haar jaar erop zit
en het boek klaar is, gaat ze nog wekelijks bij twee van haar vier dames
langs.
Zelfstandig ondernemer
De alfahulp verkeert in een bijzondere arbeidspositie. Ze is niet in dienst
bij de thuiszorginstelling, maar bij de cliënt zelf. Daarmee stelt
ze een contract op over wat ze doet en hoeveel uur ze werkt. De cliënt
betaalt haar hiervoor. De thuiszorg treedt alleen op als bemiddelaar tussen
cliënt en alfahulp. Daardoor heeft een alfahulp veel vrijheid: ze
kan zelf bepalen hoeveel uren ze wil werken en kan flexibel omgaan met
afspraken over werkdagen. Kan de cliënt een keertje niet of zit ze
zelf met een ziek kind thuis, dan kan ze vrij makkelijk de afspraak verzetten.
Ze werkt immers alleen en zit niet vast aan een teamrooster.
In feite werkt de alfahulp dus als een zelfstandig ondernemer. Toch kan
ze niet over haar uurloon onderhandelen. Dat wordt landelijk vastgesteld
en staat nu op 12,20 euro. Dit is een bruto-uurloon waarover ze –als
ze boven een bepaald bedrag komt- belasting moet afdragen. Verder krijgt
ze niet betaald als ze met vakantie is of langer dan vier weken ziek is.
Ook heeft ze geen recht op WW en bouwt ze geen pensioen op. ‘Ze
heeft geen enkel sociaal vangnet’, zegt Jeannet van de Kamp. ‘Dit
is een heel wankele constructie. Ze werkt volstrekt alleen en is niet
georganiseerd in een vakbond. Daarmee creëer je afhankelijkheid van
de cliënt. Aan de andere kant verkeert de alfahulp zelf ook in een
machtspositie. Er is een tekort aan alfahulpen, cliënten zullen daarom
niet zo snel gaan klagen. Soms houden ze het lang vol met een alfahulp
die niet deugt, uit angst dat ze dan helemaal niemand meer hebben. Ook
is het heel vreemd dat je contant betaald wordt door de cliënt. Dat
kunnen genante situaties opleveren. Alzheimerpatiënten die het vergeten
of zeggen: pak het zelf maar. Of opmerkingen als: tjongejonge, je verdient
wel veel hè? Terwijl je het laagste loon van de zorgsector krijgt.’
Concurrentie
Dat lage loon maakt de alfahulp op dit moment wel weer aantrekkelijk.
De afgelopen jaren nam het aantal alfahulpen af, maar met de invoering
van de Wet maatschappelijke ondersteuning op 1 januari zijn ze weer in
beeld gekomen. Gemeentes bepalen nu wie de huishoudelijke zorg mag leveren.
Zij startten afgelopen najaar aanbestedingsprocedures en veel thuiszorginstellingen
probeerden de huishoudelijke zorg daarom zo goedkoop mogelijk te houden.
Tot begin dit jaar werd ongeveer 40 procent van de huishoudelijke verzorging
van de thuiszorg gedaan door alfahulpen, 60 procent kwam terecht bij de
duurdere thuishulpen met een vaste baan bij de thuiszorg. Die verdeling
kan volledig omslaan. Thuishulpen-A en alfahulpen zijn nu min of meer
elkaars concurrent geworden. Een thuishulp is ongeveer zeven tot negen
euro per uur duurder dan een alfahulp. Dat maakt de inzet van alfahulpen
aantrekkelijk, tenminste als er puur op prijs wordt gelet. Maar ook de
schoonmaakbranche heeft zich in de strijd om de huishoudelijke hulp gemengd.
Daarmee is er voor de alfahulp nog een andere concurrent bij gekomen:
de schoonmaakhulp. Die kunnen misschien nog goedkoper werken en de alfahulp
uit de markt prijzen.
Zijn er nu meer of juist minder alfahulpen nodig na de invoering van de
Wmo? ‘Dat is moeilijk in te schatten’, zegt Cor Saelmans,
alfacoördinator van Thuiszorg midden-limburg. ‘In onze regio
verandert er relatief weinig. De gemeentes hebben unaniem voor ons gekozen
als leverancier van huishoudelijke zorg, de verdeling tussen alfahulp
en thuishulp blijft ongeveer hetzelfde. Op dit moment werkt Thuiszorg
midden-limburg met 1100 alfahulpen en 700 thuishulpen A en B. Het jaar
2007 is voor ons en de gemeenten een overgangsjaar. Voor de toekomst wordt
het moeilijker. Moeten we alfa’s gaan werven of toch meer A’s?
Ik hoor dat andere thuiszorginstellingen meer alfa’s willen hebben,
omdat die goedkoper zijn. Sommige gemeentes en zorgaanbieders gaan met
schoonmaakbedrijven in zee. Maar die zijn er puur voor de schoonmaak en
zien bij wijze van spreken de klant niet eens zitten.’
Afschaffing alfahulp
Ook Rita Helleman van Sting heeft geen eenduidig antwoord op de vraag
of alfahulpen meer of minder nodig zullen zijn. ‘Dat wisselt landelijk
sterk. De ene instelling investeert in alfahulpen, de andere zet advertenties
voor thuishulpen. Het is een beetje afhankelijk van hoe de aanbesteding
per regio is verlopen. Ik denk dat alfahulpen zeker concurrentie van de
schoonmaakhulp krijgen. In feite maakt het niet uit of het een schoonmaakhulp
of alfahulp is die het werk doet, als de arbeidsvoorwaarden, de scholing
en begeleiding maar goed geregeld zijn. Maar de alfahulp heeft een eenzame
positie. Ze heeft geen werkoverleg, doet alles alleen. Als er iets gebeurt
op haar werk, een cliënt die overlijdt bijvoorbeeld, kan ze bij niemand
haar verhaal kwijt.’
Jeannet van de Kamp vreest eveneens dat met de invoering van de Wmo de
alfahulp en de thuishulp gepasseerd worden door de schoonmaakbranche.
‘Zorginstellingen die de aanbesteding winnen, huren schoonmakers
in om het huishoudelijk werk te doen. Dat versterkt de problematische
structuur van de zorgsector: de praktijk dat er voortdurend wordt doorverkocht
en uitbesteed in de zorg.’ Het liefst zou ze zien dat het fenomeen
alfahulp helemaal wordt afgeschaft. ‘Het is niet meer van deze tijd.
Ten eerste vanwege de sociale onzekerheid voor de alfahulp. En ten tweede
vanwege de afhankelijke positie waarin de cliënt kan verkeren. Er
zouden functioneringsgesprekken moeten komen, maar er is geen controle.
Zorginstellingen hebben nauwelijks contact met de alfahulpen. En als die
alfahulpen aan de bel trekken bij de thuiszorg, bijvoorbeeld omdat ze
zien dat hun cliënt achteruit gaat, nemen ze hen vaak niet serieus.’
Bij Thuiszorg midden-limburg is dat juist wel het geval, benadrukt Cor
Saelmans. ‘Ik weet dat sommige zorginstellingen laks omgaan met
hun alfahulpen. Dat is jammer. Maar wij hebben respect voor onze alfahulpen.
We vinden dat we bereikbaar moeten zijn voor hen, ze moeten op ons kunnen
terugvallen. Wie wil kan bij ons een stukje scholing krijgen. Of we nodigen
ze uit bij thema-avonden, dan zien ze hun collega’s ook eens. Wij
zien onze alfahulpen als een kweekvijver. We proberen te zorgen voor een
goede doorstroming naar een baan in bijvoorbeeld de gezinszorg. Maar lang
niet iedereen wil dat, veel alfahulpen kiezen er bewust voor om zelfstandig
te blijven en een beperkt aantal uren te werken.’
Niet ongerust
Marleen Theunissen en Jacky van Baast maken zich niet zo’n zorgen
over hun onzekere toekomst. Voorlopig kunnen ze aan de slag blijven bij
hun oude cliënten. Jacky: ‘Ik heb er geen slapeloze nachten
van gehad. Ik zie wel hoe het loopt. Niet dat ik mijn werk kwijt zou willen
raken, ik wil er graag mee doorgaan. Maar voor concurrentie van schoonmaakhulpen
ben ik niet bang. Ik geloof niet dat die goedkoper kunnen zijn dan alfahulpen.’
Ook Marleen heeft de invoering van de Wmo en de hele aanbestedingsprocedure
maar op haar af laten komen. ‘Je hebt er niets aan om je ongerust
te maken. Wel zou ik het erg vinden als ik bij mijn mensen weg zou moeten.
Afscheid nemen van cliënten waaraan je gehecht bent, vind ik het
moeilijkste van dit werk. Dat heb ik al te vaak meegemaakt. Ik had me
voorgenomen: als ze me bij mijn gezinnen weghalen, dan stop ik er helemaal
mee.’
‘Kon ik het nog maar zelf’, Jeannet van de Kamp, ISBN
nummer 90-902-0660-4. Het boek kost 10 euro en kan door vrijwel elke boekhandel
besteld worden bij COSBO. Je kunt het boek ook zelf bestellen door 15
euro over te maken (inclusief verzend- en administratiekosten) op rekeningnummer
169647 t.n.v. Cosbo stad Utrecht, onder vermelding van Cosboboek, je naam,
adres en postcode.
Gepubliceerd in: Tijdschrift voor Verzorgenden
|