Opdrachtgevers:

Humanist

De Humanist is een opinieblad met humanistische inslag. Vijf jaar lang was ik vast redactielid. Ook verving ik tijdelijk de hoofdredacteur. Het werk was zeer gevarieerd: concepten voor artikelen bedenken, schrijvers en fotografen aansturen en begeleiden, met vormgevers samenwerken en drukproefcontroles verzorgen. En zelf schrijven natuurlijk.

Enkele voorbeelden van artikelen:

Peter Klashorst: ‘Geld en roem zijn niet mijn drijfveren’
Klikken: burgerplicht of verraad?
Serie Het keerpunt: 'Verrek, ik ben er altijd zelf nog'

Peter Klashorst: ‘Geld en roem zijn niet mijn drijfveren’

In mei ontsnapte hij uit een Senegalese cel, nu schildert hij weer portretten in Kenia. Wat trekt kunstenaar Peter Klashorst (43) zo aan in Afrika?

© Leonie van den Schoor

Een bevriende galeriehoudster had me al gewaarschuwd: Peter Klashorst leeft zonder agenda. 'Als je een afspraak met hem hebt gemaakt, kun je hem het beste elke dag bellen om hem eraan te herinneren.' Maar hij is keurig op tijd aanwezig in zijn atelier in de Amsterdamse Spuistraat. Een gaskachel draait op volle toeren om de ruimte in het oude kraakpand te verwarmen. Dat hij geen overzicht heeft over zijn afspraken blijkt wel als elk kwartier de bel gaat en een nieuwe bezoekster zich aandient: een vriendin, een meisje dat model komt staan, nog een vriendin. Ook Gert Meijerink, vriend en zaakwaarnemer van Klashorst, valt halverwege het gesprek binnen.
Jarenlang was Klashorst de Jan Cremer van de schilderswereld: grote bek, een ruige levensstijl en publiciteitsgeil. Hij trad op in zijn eigen punkband Soviet Sex en introduceerde eind jaren tachtig als reactie op het vastgelopen modernisme in de schilderkunst de 'After Nature' stijl: een herontdekking van portretten, naakten en stillevens. Afgelopen jaar verscheen hij op tv met zijn serie De sprekende ezel, waarin hij al keuvelend bekende Nederlanders portretteerde. Tegenwoordig lijkt de 43-jarige schilder zich wat in te houden, kordate uitspraken uit het verleden zwakt hij af. Door schade en schande wijs geworden ziet vriend Meijerink erop toe dat Klashorst tijdens interviews niet al te openhartig is.
Samen met Meijerink ontvluchtte Peter Klashorst in mei het West-Afrikaanse land Senegal. Drie weken zat hij in een volgepropte cel, in het voormalig slavendepot in Dakar, op beschuldiging van losbandig gedrag, aanzet tot prostitutie en het vervaardigen van obscene afbeeldingen. Buurtbewoners waren het zat dat er telkens weer andere vrouwen af en aan reden naar het huis van de portretschilder. Dat talloze meisjes naakt voor hem hebben geposeerd tijdens zijn verblijf van vier maanden in Dakar, ontkent Klashorst niet. "Maar ik heb ze er niet toe gedwongen, ze kleedden zich uit eigen vrije wil uit." Toen hij weer over een Nederlands paspoort beschikte - de Senegalese justitie had zijn oude reisdocument in beslag genomen - boekte hij onmiddellijk een vlucht naar Afrika. Kenia ditmaal, op veilige afstand van het islamitische Senegal. Hij heeft er alweer zo'n honderd portretten geschilderd, veelal van straatkinderen - en van vrouwen natuurlijk. Het aanvankelijke enthousiasme van een galerie in Nairobi die bereid was zijn werk tentoon te stellen, is inmiddels getemperd. Ze hadden zich bij de geplande expositie iets anders voorgesteld. "Iets bravers, iets traditioneels voor toeristen", lacht Klashorst spottend.


I. Afrika
"Vorig jaar heb ik een Liberiaans meisje leren kennen dat helemaal onder de scarification zat, weet je wel, tatoeages gemaakt met scheermesjes. Ze werkte illegaal in een Amsterdams bordeel. Ik zag haar vaker - of hoe noem je dat? - ik kreeg er een soort relatie mee. Ze was een levend standbeeld. Het fascineerde me dat kunst ook nog een andere betekenis had: naast een esthetische kant was er in Afrika kennelijk ook een spirituele kant. Dat meisje heeft een romantisch idee in mij wakker geschud: ik wilde de oorsprong van de kunst opzoeken. In Afrika heb je toch ook die grotschilderingen uit de oertijd? Dus heb ik een ticket in die richting gekocht. Voor Liberia kreeg ik niet direct een visum, toen werd het maar Gambia.
Ik ontmoette er een Senegalese dame die dolgraag naar Nederland wilde. Tja, huilende vrouwen zijn niet te weerstaan, dus heb ik haar geld gegeven om een paspoort te kopen en een visum te regelen. Daar ben ik nu trouwens nóg mee bezig. Fatima kwam uit Dakar, op mijn tweede reis ben ik haar daar gaan opzoeken. Ik ben met haar getrouwd, een islamitisch huwelijk. Ik dacht: nu ik hier toch ben kan ik maar beter gaan schilderen. Binnen de kortste tijd was mijn huis een verzamelplaats van vrijdenkers, halve garen en andere mensen die onaangepast gedrag vertonen. Je weet wel, mensen die je in elke stad wel tegenkomt. Ik woonde in een wijk die bevolkt werd door de Lebou-stam, te vergelijken met de Volendammer vissers, en streng islamitisch. Nu heb ik daar geen moeite mee. Maar zij wel met mij. Tja, ik ben een Nederlander, ik heb mijn eigen waarden en normen, ik ga me natuurlijk niet aanpassen. Omgekeerd verlang ik dat ook van niemand. Die inburgeringscursussen in Nederland, dat hoeft voor mij niet. Als mensen gesluierd naar hun werk willen in Nederland en shoarma willen eten, moet je ze dat vooral laten doen. We hoeven toch niet allemaal van kaas te houden en op klompen te lopen?
In die wijk in Dakar ging het er anders aan toe. Een vrouw die op straat rookt, wordt er meteen als hoer bestempeld. Senegal is een interessante mix van oude Afrikaanse tradities en de moslimcultuur. Daar schuift nu een nieuw geloof overheen: internet en de westerse cultuur. Eigenlijk zijn de meisjes in Senegal net zoals hier, zij willen ook in het openbaar roken of in een strakke broek rondlopen, zij kijken ook MTV. Bij mij in huis kon dat allemaal. Ik verbied niemand iets, iedereen kan doen waar die zin in heeft. Ik ben toch geen politieagent in eigen huis? Maar de buurt was het er niet mee eens. Toen de politie mij en mijn medebewoners thuis arresteerde, werden we joelend uitgeleide gedaan door de wijkbewoners.
In de Nederlandse berichtgeving werd ik afgeschilderd als een culturele provocateur, een naïef ventje. Ze zeggen: 't is zijn eigen schuld, had hij maar geen blote vrouwen moeten schilderen. Maar die journalisten zijn er niet eens geweest, bijna alle artikelen zijn geschreven vanuit Nederland. Of ze haalden er een 'deskundige' bij die er de ballen verstand van had, een onschuldige antropoloog die zich ook vanalles op de mouw laat spelden. Ach, ik denk dat we allemaal een beetje naïef zijn. De doorsnee Nederlander weet niet eens dat Afrikanen ook cola drinken."

II. Gevangenis
"Mijn verblijf in de Senegalese gevangenis was best gezellig, het leek wel één grote mannenpraatgroep. Bij binnenkomst moet je al je geld en bezittingen afgeven en daardoor is iedereen elkaar’s gelijke. Dat was voor mij een totaal nieuwe ervaring, want buiten de gevangenis word je al gauw gezien als een wandelende zak geld. Natuurlijk, ik ben anders omdat ik blank ben, maar toch had ik het idee dat ik net zoals de andere gevangenen behandeld werd. Het was geen Club Med natuurlijk. Een stuk karton op de vloer was je bed, het stikte er van de vlooien en muggen. Er gebeurden verschrikkelijke dingen, werkelijk een mensonterende situatie. Geesteszieken die als medicijn half dood geslagen werden, verzwakte mensen die dood gingen aan een malaria-aanval. Zelf had ik nergens last van, ik was gezond en sterk. Onder het motto 'een gezonde geest in een gezond lichaam' deed ik oefeningen, opdrukken bijvoorbeeld. Mijn verblijf daar is wel vervelend geweest, maar ík ben er weg. De anderen zitten er nog, ik heb er honderden vrienden. Vríenden, ja. Ik heb tekeningen van hen gemaakt waarop ze allemaal spontaan een tekst schreven. 'Fuck the system', bijvoorbeeld. Ik dacht al aan een expositie onder de titel 'Boodschap uit de gevangenis'. Maar helaas, al het werk is in beslag genomen. Ik zou het graag een keertje terug krijgen.
Die hele ervaring in de cel heeft veel zaken op zijn kop gezet. Vooral de manier waarop ik aankijk tegen de gevestigde orde is veranderd. Ik had al zo mijn twijfels over rechters en dergelijke, die vooroordelen zijn nu alleen maar bevestigd. Dáárin is mijn naïviteit helemaal weg."

III. Geld
"In Dakar leefde ik in één grote familie. Een krankzinnige familie. Het was een huishouden van Jan Steen. Iedereen liep er in en uit: oma's, tantes, modellen met kinderen, modellen zonder kinderen. En ik, big daddy, moest het allemaal financieren natuurlijk. Nee, daar had ik geen problemen mee. Waarom zou ik? Zo zie je dat geld best gelukkig kan maken.
Eerst schilderde ik nog met olieverf, maar ik ben al gauw overgestapt op de lokale techniek: batik. Ik heb er een klein industrietje opgezet, had er verschillende mensen die me assisteerden. Ik wilde niet lullig doen, dus betaalde ik ze Nederlandse salarissen. Daar werd door iedereen uitgebreid van gegeten. Je moet bedenken dat achter iedere Senegalees met werk tien andere mensen staan die afhankelijk van hem zijn. Dus zo onderhield ik minstens honderd mensen. In reisgidsen zoals de Lonely Planet adviseren ze je geen cent teveel te betalen. Maar ik ben geen voorstander van dat pingelen en afdingen. Als een taxichauffeur me teveel vraagt voor een ritje van het vliegveld naar de stad, heb ik daar geen problemen mee. Misschien laat hij daarvan zijn zoon of dochter wel studeren. Ik zie het als een soort ontwikkelingshulp, misschien is dat beter dan zo'n kindje van Foster Parents Plan adopteren.
Geld en roem zijn niet mijn drijfveren. Ik ga niet beter schilderen als ik er goed voor betaald krijg. Gisteravond zat ik in de kroeg portretten te tekenen op bierviltjes. Die geef ik gratis weg. En binnenkort ga ik bierblikjes beschilderen voor Brand. Daar krijg ik veel geld voor. Maar als ze me hadden gevraagd het voor niks te doen, had ik ook wel 'ja' gezegd."

IV. Vader
"Mijn vader heeft de oorlog heel bewust meegemaakt en heeft in een concentratiekamp gezeten. Als je zoveel ellende hebt meegemaakt, heb je waarschijnlijk de neiging om je kinderen ook op zo'n nare tijd voor te bereiden. Hij was dan ook heel streng en dominant, had extreme opvoedingsideëen. 'Een man moet hard zijn, hard als Krupp-staal.' Natuurlijk hadden we generatieconflicten, wie niet? Tegenwoordig heb ik niks met hem te schaften, we zien elkaar nooit. Af en toe spreken we elkaar eens aan de telefoon. Stoere mannen, he? Ach, ik ben helemaal niet stoer, misschien ben ik wel een nicht. Ik ben zeker niet zo stoer als mijn vader. In vergelijking met een Duits concentratiekamp is een Senegalese gevangenis iets voor mietjes. Híj is op eigen kracht uit een concentratiekamp ontsnapt, ik ben passief ontsnapt. Uitgerekend mijn vader heeft me daarbij geholpen. Opeens wordt je grootste vijand dan je grootste vriend. Of hij me afgetroefd heeft in het stoer zijn? Ach, misschien krijg ik nog een herkansing in Kenia. Want als ik zo doorga, komt er zeker een vervolg. En ik laat me niet tegenhouden, door welke autoriteit dan ook."

V. Ode aan dapperheid
"Het zijn de modellen die het verhaal vertellen, niet ik. Zíj leiden het schilderij. Ik verzin niks, ik schilder alleen maar. Die meisjes kleden zich uit, ik zet geen pistool tegen hun hoofd om dat te doen. Ze willen het zelf. Door voor mij te poseren stellen ze een politieke daad. Mannen kunnen maar moeilijk aanvaarden dat vrouwen hun eigen emoties hebben, hun eigen sexualiteit, hun zelfstandigheid. Dat wordt vaak weggedrukt, zeker in Afrika. Als jij een Somalisch meisje was geweest, dan had je nu geen schaamlippen meer.
Heel veel jongens en meisjes willen zich vrijvechten van starre regels. Inderdaad, bij die strijd hebben ze mijn hulp niet nodig. Ik ben dan ook geen opruier, ik stimuleer hun verzet niet. Maar ik voel me zeer vereerd dat ik hen mag schilderen. In feite breng ik een ode aan hun dapperheid. Het gaat mij er niet om blote kutten te schilderen, het gaat me om de schoonheid van het lichaam. Als ik een paar mooie ogen zie, dan kan ik daar helemaal in verdwijnen. Dat is mooier dan de mooiste BMW.
De portretten die ik in Senegal en Kenia heb gemaakt, hebben de modellen zelf voorzien van teksten. Die heb ík er niet bijgeschreven. Ik ben eigenlijk alleen een chroniqueur, het is bijna een antropologische studie van de mensheid. Afgelopen jaar heb ik wel duizend mensen geportretteerd. Daarmee geef je ze onsterfelijkheid, je zet zo'n moment stil. Schilderen is voor mij een soort mensenliefde: ik wil het verhaal van de mens vertellen. Dat gevoel heb ik jarenlang onderdrukt. Toen ik op de Rietveldacademie zat wilde ik per se een 'moderne kunstenaar' worden. Maar het glamourous wereldje in New York was ik snel zat, het stelt geen fuck voor. Een opening van een expositie, een etentje in een chic restaurant en dan maar zitten wachten tot de krantenartikelen verschijnen. Nu is het máken van de schilderijen al zo leuk, dat het niks meer uitmaakt of die tentoonstelling een succes wordt of niet."

VI. Vrijheid
"Ik heb niks te maken met de Nederlandse kunstwereld, ik functioneer buiten subsidiegevers en museadirecteuren om. Gallery Donkersloot? Dat is niet mijn galerie. Ik ken er mensen, ze hebben een benefietverkoop voor mij gedaan toen ik in Dakar vastzat. Maar ik ben geen slaaf, van niemand niet. Ik ben een vrij mens. Die hele Fuchs en consorten, ik heb er geen boodschap aan. Ze komen hier in mijn atelier, lopen wat uit hun nek te ouwehoeren, beloven je een tentoonstelling. Als ik hen had moeten geloven, had ik al vijf keer in het Stedelijk gehangen. Het zijn geen mannen die hun woord houden.
Al die kunstenaars die met hijgende pootjes bij museadirecteuren rondhangen, en maar lopen klagen dat ze geen tentoonstelling krijgen. Het is een wanhopige poging om bij het establishment te horen, de truttigheid ten top. Nee, dan ga ik liever portretten maken op de huishoudbeurs. Dat is toch veel leuker! Als je je afhankelijk gaat maken van subsidiegevers, is het gedaan met je creativiteit. Al die theater- en dansgezelschappen die de straat op gaan, omdat hun subsidie is afgepakt. In Afrika heb je geweldige nationale balletten, die krijgen niks. Zó zou kunst moeten zijn: een soort vrijheid. Kunst ontstaat niet onder druk of dwang van geld. Mensen die succes hebben met een bepaalde stijl, hebben een recept, dat gaat maar door. Ontzettend saai. Het legt een bepaalde druk op, galeriehouders en hun gezinnen zijn er van afhankelijk. Als je geen succes hebt, dan geeft dat vrijheid. En vergeet niet: ik héb geen succes. Het is veel leuker om vanuit die underdog-positie te werken. Vrijheid is voor mij het hoogste goed."

VII. Eco-seks
"Condooms is pure symptoombestrijding. Thabo Mbeki, de president van Zuid-Afrika, heeft vorig jaar nog gezegd: aids bestaat niet, het is de armoede die ziektes veroorzaakt. In wezen heeft hij gelijk. Geen onderwijs, vies water of slecht eten, dat is veel erger. Ziektes als malaria en tbc vergen in Afrika veel meer slachtoffers dan aids. Je moet de armoede bestrijden, niet het virus. We kunnen wel kilo's condooms naar die landen sturen, maar kinderen krijgen moeten ze toch. Dat gebéurt gewoon. Dus dat hele gedoe met condooms is niet belangrijk. Die meiden die van onderen dichtgenaaid zijn en menstrueren, dat is pas gevaarlijk en onhygiënisch.
Ik ben voor eco-seks. Puur natuur. Ik heb geen actief condoombeleid. Als de vrouwen het willen, rollen ze hem er maar overheen, no problem. Het is totaal politiek incorrect om te zeggen dat je niet aan safe sex doet. Maar de liefde is soms sterker dan de ratio. Op zo'n moment wil je alles voor iemand doen, je wilt zelfs voor iemand sterven. Misschien dat je al neukend de pijp uitgaat.
Voor een reis naar Afrika laat ik me ook niet inenten. Ik slik geen malariapillen, vreet wat de pot schaft en drink hun water. Ach, je kunt wel paranoïde gaan rondlopen, maar misschien verongeluk ik met mijn surfplank of stort mijn vliegtuig op de terugreis neer. Dan had ik al die tijd voor niks die malariapillen geslikt en veilig gevreëen. Bovendien, ik ben nog in de bloei van mijn leven, ik wil best kinderen. Iedereen heeft daar toch recht op? Dus een Klashorst ook."

Gepubliceerd in: Humanist

Klikken: burgerplicht of verraad?

Klikken raakt steeds meer uit de taboesfeer. Speciale telefoonnummers voor het melden van illegale onderhuur of belastingontduiking staan open voor elke burger. De sociale recherche verwelkomt elke tip over mogelijke uitkeringsfraude, en een buurman met losse handjes kun je aangeven bij politie of vertrouwensarts. Moeten we klikken toejuichen als een gezond besef voor medeverantwoordelijkheid, dat onze zorgzame samenleving overeind houdt? Of is het een vorm van ongepaste en intolerante bemoeizucht, een grove schending van de privacy?

© Leonie van den Schoor

Toen mijn broertje negen jaar was, stak hij de hooischuur van mijn vader in de fik. Ik was acht jaar, stond er bij en keek er naar - verlamd van schrik. Hoewel het een ongelukje was, wilde ik pas na lang aandringen vertellen hoe de vuurzee was ontstaan. Klikken doe je niet, zo was de onuitgesproken regel in ons gezin. Waar die gedragscode precies vandaan kwam, weet ik niet. Hielden we onze mond uit onderlinge loyaliteit? Of was het uit angst een dag later zelf verklikt te worden? Eén ding was zeker: iets doorvertellen aan het ouderlijk gezag stond gelijk aan verraad.
Klikken heeft per definitie een negatieve klank. Het is achterbaks, stiekem, onfatsoenlijk en laf. Wie je ook vraagt of hij ooit geklikt heeft, bijna steevast luidt het antwoord 'nee'. Toch gebeurt het. Bij de sociale diensten alleen al komen jaarlijks een paar duizend telefoontjes en brieven binnen: tips over de buurman die zwart werkt of een familielid dat illegaal samenwoont. Maar ook politie en vertrouwensartsen worden regelmatig door derden gewaarschuwd, over kindermishandeling bijvoorbeeld of een illegale lozing van olie in de sloot.
De laatste jaren lijkt klikken een steeds geaccepteerder verschijnsel. Kliklijnen schieten nog net niet als paddestoelen uit de grond, maar worden steeds minder schoorvoetend ingevoerd. De gemeente Utrecht stelde onlangs een meldlijn voor illegale onderhuur in, de Friese politie maakte met een reclamevliegtuigje bekend dat alle meldingen over strafbare feiten welkom zijn op hun tiplijn. Hier en daar is er ook weerstand: de Amsterdamse nutsbedrijven wilden een kliklijn instellen, maar hebben dat idee na veel protest toch maar laten varen. Een plan voor een meldlijn voor vrachtwagens die te hard rijden, moest ook van de baan. Maar de toon is wel gezet: klikken en kliklijnen zijn niet langer taboe.
Zelfs anonieme tips zijn tegenwoordig welkom. Nog niet zo lang geleden schroomden de gemeentes nog om tips aan te nemen als de melder zijn identiteit niet bekend wilde maken, nu worden de naamloze meldingen over vermeende uitkeringsfraude gewoon geaccepteerd. De gemeenten moeten ook wel, willen ze niet in de clinch komen met minister Melkert van Sociale Zaken. Melkert heeft een richtlijn uitgevaardigd die stelt dat 'alle informatie die kan leiden tot het opsporen van uitkeringsfraude moet worden gebruikt'.

Rancune en jaloezie
Die aanscherping van het fraudebeleid heeft zich bijna geruisloos afgespeeld. Te geruisloos meent Nanne de Jong, opbouwwerker in Leeuwarden. "Het controlebeleid is nu wel erg ver doorgeschoten." Samen met twee andere verontruste burgers kwam hij in actie en stuurde een brief naar alle Friese gemeenteraden om een principiële discussie aan te zwengelen over het al dan niet accepteren van anonieme tips. De Jong: "Het grootste gedeelte van de anonieme meldingen is niet bruikbaar of onterecht. Veel mensen klikken uit rancune of jaloezie. Niemand staat stil bij de gevolgen daarvan, de sociale schade die onterechte beschuldigingen aanrichten, de schending van privacy, de sfeer van wantrouwen waarmee iemand die verklikt is, blijft zitten. Het lijkt wel alsof Melkert zegt: zolang het geld oplevert, is elk opsporingsmiddel geoorloofd. Het doel heiligt de middelen."
Om een drempel op te werpen voor klikkers met onzuivere motieven, zouden de gemeentes een vertrouwenspersoon kunnen aanstellen, is het voorstel van De Jong. "De naam van de klikker is dan alleen bij de vertrouwenspersoon bekend. Als de beschuldiging achteraf onterecht blijkt, kan de vertrouwenspersoon de klikker er tenminste op aanspreken."
Jan Laurier, wethouder Sociale Zaken in Leiden, voelt wel wat voor dit idee. Leiden is de enige gemeente in Nederland waar anonieme tips rechtstreeks de prullenbak in verdwijnen. Nijmegen en Leek, die eerder ook in verzet kwamen tegen de richtlijn van minister Melkert, zijn op hun vingers getikt. Leiden volhardt ondanks een forse boete in zijn principiële standpunt. "Als je anonieme tips accepteert, maak je het wel heel gemakkelijk om mensen ergens van te beschuldigen", vindt wethouder Laurier. "We willen niet naar een kliksamenleving toe" "Als mensen iets te vertellen hebben, laat ze het dan met open vizier doen."
Ook van openlijk klikken krijgt Laurier geen 'wild enthousiast, warm gevoel' van. Maar ergens is er een grens. "Klikken moet je nooit helemaal los zien van het feit waarover geklikt wordt. Wanneer noem je het klikken, wanneer niet? Daar kun je moeilijk een absoluut antwoord op geven. Dat ligt voor iedereen anders", zegt Laurier diplomatiek.

Unheimisch gevoel
Bij het Platform Uitkeringsgerechtigden Friesland (PUF) staat de telefoon niet stil. In de plaatselijke dag- en weekbladen heeft een advertentie gestaan met de oproep: 'Verklikt? Bel ons dan!'. Wietske van der Plaats staat de klikslachtoffers te woord. Ook zij is fel tegen het accepteren van anonieme tips over uitkeringsfraude. "Het is vaak pure kift", weet ze. "Als mensen dan zo overtuigd zijn van hun beschuldigingen, dan moeten ze ook het lef hebben hun naam te noemen. Dat is tenminste eerlijk. En dan nog weet ik niet of klikken wel goed te praten is."
Zelf zou ze het in ieder geval nooit doen. "De gemeenten hebben zat rechercheurs rondlopen, ze kunnen zoveel bestanden aan elkaar koppelen om fraude op te sporen. Is het dan nog nodig de burgers tegen elkaar uit te spelen?" Ze noemt een voorbeeld van een uitkeringsgerechtigde in Groningen die verdacht werd van fraude. Drie weken lang werd hij bespied met een camera die bij de buren stond opgesteld. Wietske van der Plaats, die zelf ook uitkeringsgerechtigd is, krijgt langzamerhand een unheimisch gevoel bij het idee dat er iemand achter haar rug om zou kunnen klagen bij de gemeente. "Je woont lekker, voelt je veilig, hebt een goed contact in de buurt en dan opeens word je verklikt. 'Wie heeft me dit geflikt?' ga je automatisch denken. Je gaat leven in achterdocht."

Gloednieuwe video
Daar kan P. van der Sluis uit Friesland over meepraten. Hij belde het PUF. "Van mij mogen mensen weten hoe het voelt als je verklikt wordt", zegt hij strijdlustig. "Het is in één woord verschrikkelijk. Je weet niet wat je overkomt. Je bent je van geen kwaad bewust en opeens staat er iemand van de belastingdienst voor je deur." In oktober 1996 valt de FIOD bij Van der Sluis binnen. Of ze al zijn bank- en giroafschriften van de afgelopen vier jaar mogen meenemen. Van der Sluis wordt er namelijk van verdacht naast zijn uitkering zo'n twintigduizend gulden per jaar bij te verdienen met het geven van dansles. "Toegegeven, ik geef af en toe dansles. Maar daar hou ik hooguit vijfenzeventig gulden per maand aan over." Na de inval merkt Van der Sluis dat hij wordt gevolgd door de sociale recherche. Ze maken een rapport op waarin van minuut tot minuut staat beschreven wat Van der Sluis en zijn vrouw de hele dag doen. Op het politiebureau wordt hij drie uur lang verhoord "als was ik een zware crimineel".
De aanleiding voor het onderzoek is een anonieme brief. Van der Sluis weet voor negentig procent zeker van wie die afkomstig is. "Het zit in de familiekring, een vrouw die wraak op mij wil nemen omdat ik in een rechtszaak partij koos voor haar tegenstander. Maar het komt niet alleen van haar, het komt ook uit de buurt." Vorige week is er een gloednieuwe tv en video bij hem thuis afgeleverd. Niet van hemzelf, hij slaat de spullen op voor zijn dochter die straks gaat trouwen. "Ik hoop dat de buurt met de kop voor het raam heeft gezeten. Als ik volgende week controle krijg, dan weet ik tenminste zeker waar het vandaan komt."
Zijn eigen broer, zijn zus, de buren, Van der Sluis vertrouwt niemand meer. Geheimen heeft hij niet, maar hij vertelt hen niks meer, want je weet maar nooit. "Klikkers moesten zelf eens voelen hoe het is als die auto van de sociale recherche weer in de straat staat te posten. Het vreet lichamelijk aan je. Ik ben nu 46 jaar, maar ik zie er uit als een man van zeventig."

Dolle stier
"Een beetje steun van de samenleving bij het opsporen van uitkeringsfraude is welkom. De uitkeringsinstanties kúnnen nu eenmaal niet alles controleren", zegt Hans de Bruin, voorzitter van het Landelijk Contact Sociaal Rechercheurs en Bijzonder Controleurs. De gemeente Almere, waar De Bruin als sociaal rechercheur werkt, krijgt jaarlijks zo'n honderdvijftig 'kliks' binnen. Die tips zijn grotendeels wèl terecht, is De Bruins ervaring. "In Nederland heerst geen klikcultuur, waarin mensen na twee koppen koffie zeggen, laat ik de sociale dienst eens even bellen. Voordat ze iemand aangeven, moeten ze over een drempel heen. Het gebeurt maar weinig dat mensen klikken om iemand te pesten. Als er geklikt wordt, is er vaak ook iets aan de hand." Dat wil niet zeggen dat De Bruin als een dolle stier achter elke tip aangaat. Pas als hij uit nadere aanwijzingen 'objectief' kan afleiden dat de tip waar kan zijn, stelt hij een onderzoek in. "Dat levert een score op van bijna honderd procent."
Anonieme tips terzijde leggen, zoals de gemeente Leiden uit principe doet, getuigt volgens De Bruin van struisvogelpolitiek. "Tips zijn signalen uit de samenleving waar je niet lichtvaardig mee moet omgaan. Als je daar je ogen en oren voor sluit, dan krijg je een verkeerd beeld van de maatschappij. Het is best mogelijk dat klikkers hun vlucht moeten nemen in de anonimiteit. De overheid is immers niet in staat om honderd procent veiligheidsgarantie te geven."
Bij een anonieme tip gaat hij extra omzichtig te werk. Hij probeert achter de naam van de tipgever te komen, zodat hij de waarde van de informatie beter kan inschatten. "We willen geen zwaar middel inzetten als dat niet nodig is, we gaan niet met een kanon op een mug schieten. Ook willen we voorkomen dat de tipgever ons voor zijn karretje spant." Maar hoe moet dat nu met mensen die ondanks de zorgvuldige aanpak toch slachtoffer worden van een valse aangifte? De Bruin: "Ik ben er van overtuigd dat over mensen waarop niets aan te merken valt, ook niet geklikt zal worden."

Gewetensvraag
Is klikken een burgerplicht of verraad? Dat is een gewetensvraag, vindt L. Rijs-Neeft. Ze is directeur van de dienst Welzijn van de gemeente Zaanstad en landelijk voorzitter van Divosa (vereniging van directeuren van sociale diensten). "Het is zo afhankelijk van iemands levensfilosofie, de normen en waarden waarmee je bent opgevoed. De een denkt: ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen levenswandel, ik bemoei me nergens mee, de ander zegt: luister, het gaat om gemeenschapsgeld, dat geef ik door. Ikzelf? Ik vind die vraag niet zo relevant, ik heb nooit iets bij mijn buurman opgemerkt. Ik wil absoluut geen jacht op fraudeurs, maar ik wil ook geen onrechtmatig gebruik van uitkeringsgeld. In de jaren zestig en zeventig groeiden de bomen tot aan de hemel en was alles mogelijk. Op een verjaarsfeestje kon iemand toen nog trots vertellen dat hij met een beurs van een uitwonende bij tante in huis zat, dat was een kunst op zich. Aan dat misbruik is nu paal en perk gesteld. Wil je het mooie systeem van sociale zekerheid van onze samenleving in stand houden, dan moeten we er goed voor zorgen. We zijn er allemaal verantwoordelijk voor."

Moraalridder
Hoe erger de wetsovertreding of het misdrijf, hoe eerder men geneigd zal zijn de dader aan te geven. Klikken is dan geen bemoeizucht meer, maar getuigt van een doortastend optreden, een gezond besef van medeverantwoordelijkheid. Een bijstandsmoeder die er tweehonderd gulden bijverdiend? Daar struikelt bijna niemand over. Een buurman die naast zijn uitkering ruim duizend gulden erbij klust? Dat druist al veel meer in tegen het rechtsgevoel. Om maar te zwijgen over een vader die zijn kinderen mishandelt. Klikken is dan opeens niet meer stiekem en onfatsoenlijk, meteen aangeven die vent! Maar wat doe u als er in uw straat woningen tegen woekerprijzen worden onderverhuurd aan illegalen?
"Ik ben geen moraalridder die mijn medeburger aangeeft", zegt Nanne de Jong beslist. Klikslachtoffer Van der Sluis piekert er niet over om te klikken. "Dat zijn streken van een NSB'er. Al verdient iemand er duizend gulden per week bij, dan verklik ik hem nog niet. Dat is zíjn pakkie-an, iedereen zal ooit ter verantwoording worden geroepen." Ook Wietske van der Plaats zal nooit iemand aangeven, dat vindt ze niet haar taak. "Elkaar in je waarde laten, dat vind ik heel belangrijk." Als er dan iets echt niet door de beugel kan, stapt ze liever zelf op de mensen af. "Dat hou ik mijn zoon ook voor: doe nooit iets achter iemands rug om, maar praat er met elkaar over als er iets is. Dan help je het de wereld uit. Misschien is het wel naïef, maar ik denk dat je met eerlijkheid en openheid toch het verste komt."
De Bruin vindt die afweging over hoe erg een overtreding moet zijn voordat je gaat klikken, maar onzin. "Of mijn buurman nu fraude pleegt of iemand mishandelt, voor mij overtreedt hij de wet. In beide gevallen is klikken geoorloofd, in beide gevallen moet er iemand onder lijden. Bij mishandeling is een individu direct de dupe, in geval van uitkeringsfraude blijft er minder geld over voor de mensen die het werkelijk nodig hebben."

Gepubliceerd in: Humanist

 

Het keerpunt: Verrek, ik ben er altijd zelf nog

Een plotselinge ziekte, een verrassende ontmoeting, een verre reis, een onverwacht ontslag, een onthullende droom. Tal van gebeurtenissen kunnen het leven ineens op zijn kop zetten. Hoe ga je dan verder? In deze serie komen mensen aan het woord die een ingrijpende ommekeer in hun leven hebben meegemaakt. Dit keer het verhaal van Rob van Woerden (61). Na een ongeluk op zijn 24e belandde hij in een rolstoel. In één klap verloor hij alle houvast in het leven.

© Leonie van den Schoor

Het gebeurde op 2 juli 1961, een warme zomerse dag. Rob van Woerden is 24 en voor het eerst sinds tijden weer stapelverliefd. Aan het einde van een dagje zwemmen met zijn nieuwe geliefde neemt hij nog één laatste duik. "Doe niet zo flauw", kan hij zijn vriendin nog net horen zeggen als hij in het ondiepe water bewegingloos op zijn buik blijft drijven. Daarna wordt het langzaam zwart voor zijn ogen en zakt hij weg in een diep gat. Pas in het ziekenhuisbed komt hij weer bij bewustzijn. Rob voelt niets meer, de artsen constateren een dwarslaesie en opereren hem diezelfde nacht nog. "Van het ene op het andere moment was er iets onherstelbaar definitief beschadigd: een zenuw was geknapt. Dat betekent dat het hele gebied onder die zenuw afgesloten is, vergelijk het maar met de draden van een telefooncentrale. Bij mij zat de dwarslaesie tussen de derde en de vierde wervel. Was het een wervel lager geweest, dan had ik mijn handen en armen nog kunnen gebruiken, een wervel hoger en ik had aan de beademingsapparatuur gemoeten."
De behandelend arts vertelt hem dat hij nog negen maanden te leven heeft. Rob heeft niet veel verwachtingen meer van het leven, toch kan hij niet geloven dat het zo snel met hem zal zijn afgelopen. "Alsof je een dieper besef hebt: dit is niet zo. Maar de zaalarts waarschuwde me: 'Rob, àls je al blijft leven, wordt het je hele leven op bed liggen'. Ik dacht eigenwijs 'dat maak ik zelf wel uit'."

Kom maar op
Zes weken lang ligt hij in een rekverband in de hoop "dat het nog wat wordt". In het begin denkt Rob door veel oefening zijn handfunctie terug te kunnen krijgen. Elke dag krijgt hij elektrische pulsen en doet hij oefeningen met gewichten. Het klikt goed tussen Rob en zijn fysiotherapeute, een charmante leeftijdsgenote. "Ze bleef maar oefeningen met me doen. Totdat ik opeens tot het besef kwam: deze oefentoestand is je reinste nep, een schijnwereld. Opeens stortte er iets in waar ik de hele tijd al bang voor was. Ik raakte alle houvast kwijt, werd totaal terug geworpen op mezelf. Toen mijn fysiotherapeute me de volgende ochtend kwam ophalen voor de dagelijkse oefeningen heb ik haar verrot gescholden, haar voor de voeten geworpen dat die oefeningen allemaal maar bedrog waren. Tot mijn verbazing liep ze niet kwaad bij me weg maar ging ze er juist voor zitten, keek me aan met die ogen van 'kom maar op'. Dat ontroerde me, zelfs nu nog." Hij slikt, last even een pauze in. Vervolgt dan met vochtige ogen: "Het is zo goed geweest dat ze toen niet is weg gelopen. Eindelijk durfde ik mezelf met al mijn angsten te laten gaan. Ik ging door alle grenzen heen, totdat er niks meer overbleef. Behalve ikzelf. Dat was zo'n raar besef. 'Verrek', dacht ik, 'ik ben er altijd zelf nog'.

Levensgenieter
In de jaren voor het ongeluk was Rob "niet goed bezig". Hij leidde een echt Amsterdams leven, met veel vertier, alcohol en uitgaan. Hij was een levensgenieter in doorgeslagen vorm, had na een verbroken relatie wel vijf of zes vriendinnen tegelijk. "Mijn leven had geen enkele diepgang, wat zich uitte in veel onbehagen. Ik leverde een constant gevecht tussen de behoefte aan structuur en de hang naar avontuur. Had ik een keurige baan, dan wilde ik naar het buitenland. Was ik op avontuur, dan verlangde ik naar regelmaat. Ik was constant aan het zoeken naar mijn draai. Ik had een technische baan, deed het omdat ik er goed in was, niet omdat mijn hart er lag. Toen ik de dwarslaesie had, hoefde ik opeens geen verantwoording meer af te leggen. Het gaf me de ruimte om te doen wat ik wilde, iets waar ik altijd al belangstelling voor had: psychologie."
Rob trekt in bij zijn zus en haar man in Nijmegen. Avonden lang kan hij luisteren naar zijn zwager, die psycholoog is. Omdat hij nu toch alle tijd heeft gaat Rob zich verdiepen in de boeken van zijn zwager, voor zijn plezier gaat hij colleges psychologie volgen. Dat bevalt hem zo goed dat hij denkt: waarom zou ik niet proberen mijn kandidaatsexamen te halen? Op zijn Underwood, een oude typemachine, tikt hij met een stokje in de mond alle aantekeningen uit. "Met mijn scriptie heeft mijn vrouw Marijke, destijds mijn wijkverpleegster, me geholpen. 's Ochtends haalde ze me uit bed, nam mijn verhaal op bandjes op, tikte de tekst bij haar thuis uit, hing die de volgende dag op aan een lijntje, zodat ik alles kon lezen en corrigeren."
In 1971 studeert Rob af en gaat aan het werk in de Pompekliniek, een huis van bewaring voor jongeren in Nijmegen. Vijf jaar later geeft Rob les aan mensen die werkzaam zijn in de geestelijke gezondheidszorg, iets wat hij twintig jaar blijft doen. Maar het belangrijkste in al die jaren is en blijft zijn psychotherapeutische praktijk aan huis. "Die praktijk is mijn oogappel, die is me het meest dierbaar."

Spiegel
In vergelijking met vroeger voelt Rob zich een completer mens. Toch is hij er nog lang niet, er valt altijd nog wat te leren, welke leeftijd je ook hebt. "Ik word met de dag bescheidener, vraag me af: hoe heb ik het vandaag gedaan? Ik hou mezelf met meer mildheid en liefde een spiegel voor. Ik heb diepgang en vertrouwen in het leven gewonnen, een vertrouwen op dieper niveau: dat je er mag zijn zoals je bent. Eigenlijk is het in mijn vak een groot taboe, maar er knalt maar één woord tussen uit en dat is: liefde."
Vroeger vond hij mensen in een rolstoel altijd heel erg eng, liep er met een grote boog omheen. Nu zit hij er zelf al 37 jaar in. Vindt hij het niet vervelend om voor elk wissewasje een ander om hulp te moeten vragen? "Mensen moeten eens anders tegen afhankelijkheid aankijken. Er komt zo'n enorme dimensie in het leven bij als je gehandicapt raakt. Eigenlijk zou ik het iedereen gunnen: die ervaring om compleet afhankelijk te zijn, het idee dat er mensen zijn met een heel warm hart die geven zonder het gevoel dat het teveel is. Als je er open voor staat, is er zoveel te winnen. Kijk, er zijn mensen die liever meteen voor euthanasie tekenen dan dat ze naar een verpleeghuis gaan. Maar als iets je overkomt, zeg dan maar meteen 'ja', want je hebt er alleen bij te winnen. Pas als je je verzet, verlies je."
Toch heeft Rob het soms ook moeilijk met zijn lichamelijke beperkingen. "Vroeger was ik een sportfiguur tot en met, alles ging me makkelijk af. Als ik nu een wedstrijd zie op tv, gaat mijn lijf wel eens jeuken, dan wil ik er zó een honderd meter sprint uitpersen. In het begin heb ik me heel even afgevraagd: is dit nu de straf voor mijn losbandige leven? Die katholieke gedachte heb ik meteen van me afgezet. Maar als je me vraagt of dit ongeluk nodig was in mijn leven, ben ik geneigd om te zeggen: ja. Ik zat zo in de knoop met mezelf, dat ik het zelf niet voor elkaar kreeg om eruit te komen. Iets van bovenaf moest me in mijn nekvel grijpen. Maar het is wel een heel forse ingreep geweest, soms denk ik 'had het niet wat minder gekund'."

Gepubliceerd in : Humanist, serie Het keerpunt