Opdrachtgevers:

Tijdschrift voor Verzorgenden / Nursing

Nieuwsberichten, achtergrondverhalen en informatieve artikelen. Dat is zo’n beetje het repertoire dat ik schrijf voor de twee vakbladen Tijdschrift voor Verzorgenden (TVV) en Nursing.
Enkele artikelen uit de twee bladen:

Papilpret geeft smaak bij sondevoeding
Pillendoosje geeft seintje
‘ICT-monitoring mag het persoonlijke contact nooit in de weg staan’


Papilpret geeft smaak bij sondevoeding

Papilpret geeft weer smaak aan het leven van mensen die afhankelijk zijn van sondevoeding. Papilpret is een bolletje voedsel gewikkeld in een niet-steriel gaasje dat patiënten niet kunnen stukbijten. Door te knabbelen en zuigen op het bolletje kunnen mensen weer genieten van smaak. “Je proeft wel, maar je eet niet”, zegt diëtiste A. Klomp, de uitvinder van Papilpret.
Bij sondevoeding is er helemaal geen sprake van smaak of iets proeven. Dat gaan mensen missen, meent diëtiste Klomp die in verpleeghuis Talma Hof in Emmeloord werkt. “Na jaren niet proeven is dit een traktatie, de papillen hebben weer pret. Vooral drop en munt worden erg gewaardeerd.” Ook kunnen patiënten ervaren hoe vla, soep of een drankje ook alweer smaken. “Een moeder die op sterven lag wilde ontzettend graag weer eens koffie drinken met haar zeven kinderen. Dat lukte met Papilpret en was een kostbaar moment voor de familie.”
Papilpret wordt ook al in andere zorginstellingen gebruikt. Nutricia Nederland heeft belangstelling voor het product en wil het misschien op de markt brengen.

Gepubliceerd in: Nursing (nieuwsbericht)


Pillendoosje geeft seintje

In Zuid-Afrika is een nieuw pillendoosje ontwikkeld dat een seintje geeft als de patiënt niet op tijd zijn medicijnen inneemt. Telkens als de patiënt het doosje opent, gaat er automatisch een sms’je naar een centrale server. Komt dat sms’je niet binnen de gestelde tijdsmarge waarin de patiënt zijn medicijn moet slikken aan, dan wordt er een berichtje gestuurd naar de patiënt. De waarschuwing kan ook naar een familielid of de huisarts gaan. De SIMpill is vooral bedoeld voor mensen met een chronische ziekte of aandoening. Uit onderzoek in Zuid-Afrika blijkt dat 60 procent van de patiënten weleens vergeet zijn pillen op tijd te slikken. Met het slimme pillendoosje kan dat percentage flink dalen.

Gepubliceerd in: Nursing (nieuwsbericht)

 

‘ICT-monitoring mag het persoonlijke contact nooit in de weg staan’

De mogelijkheden van monitoring in de thuiszorg nemen toe. Een aantal proefprojecten heeft onderzocht hoe je met hulp van ICT thuiszorgcliënten op afstand kunt volgen of bedienen. Met wisselend succes. De telekit voor COPD-patiënten bijvoorbeeld lijkt een veelbelovend middel dat mogelijk ook voor andere typen patiënten bruikbaar is. Maar cameratoezicht voor dementerende thuiswonende ouderen heeft weinig draagvlak. Kan de technologie de persoonlijke zorg vervangen? Of levert monitoring de zorgverleners juist meer werk op?

© Leonie van den Schoor

In 2004 deed de Erasmus Universiteit Rotterdam samen met Humanitas Rotterdam een onderzoek naar de mogelijkheden van de inzet van elektronisch gestuurde hulpmiddelen (domotica) voor thuiswonende, dementerende ouderen. De centrale vraag van het Care@home project was: kunnen dementerende ouderen langer zelfstandig blijven wonen als je ze op afstand volgt met detectiemiddelen zoals een bedmat, deursignalering en cameratoezicht? Draadloze rookmelders en fornuisbeveiliging bijvoorbeeld beschermen mensen die vergeetachtig zijn en de pan op het vuur laten staan of hun sigaret wel eens laten vallen. Deursignalering kan voorkomen dat ouderen ’s nachts door het huis of over straat gaan zwerven. Een bedmat geeft onmiddellijk een melding als iemand uit bed stapt of valt. En cameratoezicht kan ouderen die angstig en onrustig zijn beter in de gaten houden. Al deze hulpmiddelen zijn verbonden met een meldcentrale. Zodra er een signaal binnenkomt kijkt de centrale wat er aan de hand is en komt er een spreek-luisterverbinding met de patiënt tot stand. Zonodig roept de alarmcentrale een zorgverlener op om naar de patiënt toe te gaan. Hulp is dus sneller ter plekke. Hoewel het proefproject van korte duur was en het aantal deelnemers klein, leverde het onderzoek toch bruikbare resultaten op. Al is het maar de roep om meer onderzoek.

Rookmelder
‘De rookmelder is een slimme vinding’, meent Nel Berenfinger, ziekenverzorgende en teamleidster bij Humanitas Rotterdam. ‘Zodra de rookmelder bij de alarmcentrale afgaat, vraagt de centrale via de spreek-luisterverbinding wat er aan de hand is. Als de cliënt niet reageert gaan we er onmiddellijk naartoe. We hadden een vrouw die dag en nacht rookte en haar sigaret wel eens liet vallen. Tijdens de proefperiode is het rookalarm weliswaar nooit afgegaan, maar het was wel een hele geruststelling voor de familie.’ De bedmatten daarentegen waren geen onverdeeld succes. De matten geven een signaal af naar de meldcentrale zodra iemand ’s nachts op de mat stapt en mogelijk aan het dwalen slaat. Nel Berenfinger vindt de mat niet handig. ‘Ook al ga je onmiddellijk na het afgaan van het alarm naar de cliënt toe, dan nog heb je kans dat je te laat bent. Voordat we er zijn, kan de cliënt al lang verdwenen zijn op straat.’ Bovendien kunnen ouderen het eng vinden om op de mat te gaan staan. Ook was er vaak loos alarm, met als gevolg dat er niet meer alert op gereageerd werd. ‘De matten zijn gevoelig, zelfs als de kat erop springt gaat hij af. Ouderen werden er onrustig van als er telkens een spreek-luisterverbinding tot stand kwam. Sommige ouderen hadden razendsnel in de gaten hoe de bedmat werkte en verstopten hem achter de kast.’

Op vingers gekeken
Om het weglopen of dwalen van dementerende ouderen tegen te gaan is cameratoezicht een beter systeem, vindt Nel Berenfinger. Voor het installeren van cameratoezicht is echter weinig draagvlak. Niet alleen bij de cliënten en de familie, maar ook bij de zorgverleners. ‘Een camera roept het gevoel op dat de privacy wordt geschonden’, zegt Coert Veenstra, projectleider van Care@home en directeur van verpleeghuis Hannie Dekhuijzen van Humanitas. ‘Sommige zorgverleners hadden het gevoel dat er tijdens hun werk op hun vingers wordt gekeken. Ook de ouderen en hun familie kiezen liever voor lijfelijk aanwezige zorg in plaats van een camera. Dan kan er tenminste nog een praatje tussendoor worden gemaakt.’ Toch is Coert Veenstra positief over het gebruik van domotica. ‘Een val of een ander incident wordt eerder gesignaleerd, waardoor er ook eerder hulp is. En als je met de techniek opname in een verzorgingshuis kunt uitstellen, dan is het ondersteunend voor de kwaliteit van leven. Dat is wat wij nastreven.’ Veenstra is niet bang dat de technologie taken van de thuiszorg zal overnemen. ‘De techniek is geen vervanger van personeel. Het is niet zo dat er door de inzet van domotica minder personeel nodig is. Misschien wordt het zelfs wel meer, juist door die signalering. Wel zal de zorg meer gepland, meer geconcentreerd en veel gerichter plaatsvinden. Als je via de camera ziet dat er een cliënt op de grond ligt, ga je er onmiddellijk naartoe. Zonder cameratoezicht wordt zo iemand misschien pas de volgende dag gevonden door de thuiszorg.’

Nog veel gekker
Ook Nel Berenfinger denkt niet dat het zo’n vaart zal lopen met de verdringing van zorgverleners door de technologie. ‘De technologie kan ons niet vervangen. We moeten toch naar de mensen toe om ze te wassen bijvoorbeeld. De zorgrelatie zelf zal niet veranderen of verminderen. Integendeel, ik verwacht juist dat het intensiever zal zijn. Door al die meldingen zul je juist vaker in actie moeten komen.’ Nel Berenfinger vindt de toenemende mogelijkheden van de ICT in de thuiszorg een positieve ontwikkeling. ‘Als dat betekent dat mensen langer op zichzelf kunnen blijven wonen vind ik het prima, dan mag het voor mij nog veel gekker. Zolang het maar niet de persoonlijke zorgrelatie verstoort. Technologie kan ons helpen in ons werk, maar het persoonlijk contact blijft belangrijk. Dat is niet te vervangen. Veel mensen zitten echt op ons te wachten totdat we bij hen langskomen. Al met al denk ik dat je per cliënt moet bekijken of de inzet van een technologisch hulpmiddel goed is. En ook heel belangrijk: je moet de cliënten zelf de vrije keuze laten.’

Valdetector
Het KwaliteitsInstituut voor Toegepaste ThuisZorgvernieuwing (KITTZ) deed samen met het Instituut voor Revalidatievraagstukken (iRv) een proef met de valdetector. De valdetector heeft de grootte van een pieper en wordt aan de broekriem gedragen. Het kastje gaat piepen als het een val maakt en niet binnen vijftien seconden weer overeind staat. Het alarm komt ook binnen op een meldcentrale. De valdetector zou het gevoel van veiligheid moeten vergroten, hulp kan immers eerder ter plekke zijn. ‘Veel oude mensen zijn bang dat na een val pas de volgende dag worden gevonden door de buurvrouw’, zegt onderzoeker Jan Thie van KITTZ. Maar de praktijk is weerbarstiger dan de theorie. De valdetector doet het niet altijd even goed. Of beter gezegd: hij doet het té goed. De detector is zo gevoelig dat het alarm afgaat als een cliënt zich in een stoel laat vallen. ‘Op momenten dat mensen het meeste risico lopen om te vallen, dragen ze de valdetector vaak niet. Als ze gaan douchen bijvoorbeeld, of als ze ’s nachts slaapdronken naar de wc gaan.’ Oudere mensen die aan de pilot meededen, vonden de valdetector vaak hinderlijk. De deelnemers met epilepsie waren nog het meest tevreden en namen de ongemakken voor lief. Jan Thie: ‘De valdetector is geen eclatant succes. Toch wordt hij hier en daar wel gebruikt. Ik denk dat er over enkele jaren een betere oplossing zal zijn, misschien is er dan wel een implanteerbare chip die een val kan registreren.’

Beeldcontact
Een succesvoller project van KITTZ was de telekit voor mensen met COPD. Het doel is om het effect van een behandeling in een longrevalidatiecentrum langer vast te houden. ‘Drie maanden lang leren de COPD-patiënten omgaan met hun “slechte” longen. Thuis moeten ze alles wat ze geleerd hebben in de praktijk brengen. Dat is lastig. Het valt niet mee om je aan de leefregels te houden en veel mensen zijn na een half jaar weer terug bij af.’ De telekit moet daar verandering in brengen. Jan Thie: ‘De telekit is niet meer of minder dan een pc met een webcam. Daarmee hebben de COPD-patiënten een paar keer per week beeldcontact met hun coördinator op het revalidatiecentrum. Het is erg belangrijk dat ze elkaar kunnen zien tijdens het gesprek. Dat beeldcontact blijkt goud waard te zijn, het geeft meer informatie en feedback. Ook kunnen ze met de telekit aanwezig zijn bij de dagelijkse groepsoefeningen in het longcentrum. Ze zien de groep, kunnen meedoen, en krijgen commentaar als ze de oefeningen niet goed doen.’ Met de telekit hebben patiënten ook toegang tot instructiefilmpjes over bijvoorbeeld het gebruik van een inhaler of over het ziektebeeld. Een onbedoeld gunstig gevolg van de telekit is dat patiënten ook onderling contact hebben via de webcam. ‘Er is spontaan een telelotgenotencontact ontstaan.’ Jan Thie vindt de telekit ook interessant voor andere groepen mensen met chronische aandoeningen of voor mensen die net uit het ziekenhuis komen en begeleiding op afstand nodig hebben. Het kan dus een veelbelovend instrument zijn.

Genuanceerd
Kan de telekit ook een vervanger zijn van persoonlijke zorg? Jan Thie: ‘Het ís persoonlijke zorg. De patiënten die meededen aan de pilot ervaren het als zeer persoonlijk. Dat is opmerkelijk, want het gaat vooral om oudere mensen die de ICT-tik niet hebben meegekregen. Zeker als de hulpverlener en patiënt elkaar kennen, is de telekit ideaal. Het is een voortzetting van een persoonlijk contact.’
Of je een bepaalde technologie wel of niet toepast, moet je per geval bekijken, vindt Jan Thie. ‘Je moet er genuanceerd mee omgaan. De techniek moet natuurlijk nooit het persoonlijke contact in de weg staan. Ik ben altijd voor én, én. Bij een bestaand warm contact kan de techniek een aanvulling zijn. Techniek is niet per definitie onpersoonlijk, het geeft ook de mogelijkheden tot nieuwe persoonlijke relaties. Ik denk niet dat in de toekomst robots het werk van zorgverleners zullen overnemen. Wel kan ICT een bijdrage leveren aan het oplossen van personeelstekorten in de zorg. Je kunt de techniek bijvoorbeeld inzetten om de arbeid lichter te maken of om er efficiënter mee om te gaan. Met een automatisch tijdregistratiesysteem bijvoorbeeld hoeven zorgverleners niet meer eindeloos formulieren in te vullen. En een goed transmuraal elektronisch patiëntendossier zorgt ervoor dat iedereen goed op de hoogte is van alle relevante informatie en het voorkomt dat hulpverleners telkens opnieuw dezelfde informatie in dossiers en op formulieren moeten schrijven. Dan hebben ze meer tijd voor het echte werk.’

Gepubliceerd in: een special over ZonMW-projecten in Nursing en TvV