Opdrachtgevers:

Multicultureel Instituut Utrecht/Alleato

Het Multicultureel Instituut Utrecht is een van mijn trouwste opdrachtgevers. Het MIU is een deskundigheidsbureau dat zich inzet voor gelijke kansen van allochtonen in de provincie Utrecht.
Op 1 januari 2006 is het MIU opgegaan in Alleato, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Utrecht. Ik lever bijdragen aan boekjes en brochures en maak verslagen van congressen. Voor de MIU-nieuwsbrief De Sluis schreef ik jarenlang artikelen.

Enkele voorbeelden van artikelen uit De Sluis:

Op een wereldschool mag je zijn wie je bent
Steun in de rug voor allochtone gehandicapten

Op een wereldschool mag je zijn wie je bent

© Leonie van den Schoor

Het MIU-project Wereldschool in de stad Utrecht krijgt wegens succes een vervolg in de provincie Utrecht. Acht basisscholen in Amersfoort, Soest, Maarssen, Nieuwegein en IJsselstein gaan het komende schooljaar aan de slag met waarden als verdraagzaamheid en respect in de multiculturele samenleving. ‘We hopen dat het gescheld over het schoolhek ophoudt en dat de kinderen elkaar op een andere manier leren kennen.’

Hoe kunnen we in het onderwijs aandacht besteden aan de diversiteit van de multiculturele samenleving? Hoe leren we onze kinderen omgaan met wrijvingen die kunnen ontstaan tussen verschillende culturen? Met die vraag worstelen veel basisscholen. Zeker na de gebeurtenissen van 11 september en 6 mei zien scholen het als hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om kinderen goed voor te bereiden op het leven in de multiculturele samenleving. Het project Wereldschool biedt hen daarbij houvast. Stapje voor stapje leren scholen om op een structurele manier aandacht te besteden aan diversiteit in de maatschappij.
‘Een wereldschool is een school die midden in de multiculturele samenleving staat en waar iedereen zich welkom voelt: kinderen, ouders en leerkrachten, ongeacht hun uiterlijk of culturele achtergrond’, legt projectleider Joske van Dulmen, adviseur onderwijs van het MIU, uit. ‘Er is aandacht voor diversiteit en een veilige sfeer: je mag zijn wie je bent, je wordt gewaardeerd om wie je bent. Op een wereldschool leren kinderen met verschillen omgaan.’
Het idee van de wereldschool is afkomstig van het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR). In 2001 voerde zij het concept wereldschool landelijk in. Elke school die een plan van aanpak schrijft en minstens één keer per jaar een wereldschoolactiviteit organiseert, krijgt het bordje wereldschool naast de deur geschroefd.
Het MIU vertaalde het landelijke concept van de wereldschool naar de lokale situatie in Utrecht. Inmiddels hebben zeven Utrechtse basisscholen - met begeleiding van het MIU - het predikaat wereldschool verdiend. Joske van Dulmen: ‘Dit was voor ons een pilot-project. Omdat de scholen het als positief hebben ervaren, gaan we nu ook in de provincie Utrecht met acht basisscholen aan de slag.’

Ruim jasje
Veel basisscholen werken al aan een goed en gezond pedagogisch klimaat, maar dat gaat volgens Joske van Dulmen nog niet ver genoeg: het eindigt bij het schoolplein. ‘Het project Wereldschool gaat verder. Op een wereldschool krijgt het tegengaan van pesten, vooroordelen, racisme en discriminatie een vaste plek. Bijvoorbeeld door het omgangsprotocol waar scholen al mee werken, uit te breiden of aan te scherpen.’
Waar het LBR al tevreden is met één activiteit per schooljaar, streeft Joske van Dulmen naar meer en structurele aandacht voor diversiteit en verscheidenheid. ‘De mogelijkheden zijn legio: tijdens de handenarbeidles kun je kinderen iets laten maken dat met de wereldschool te maken heeft, bij de les Nederlands kun je er een opstel aan wijden. Zo wordt het geïntegreerd in het hele lespakket. Het mooie aan het concept wereldschool is dat elke school het op een eigen manier kan invullen. Een manier die past bij de school. De wereldschool is dus een ruim jasje. Het bevat geen vaste lesmethode, je kiest zelf je eigen werkvormen en activiteiten.’

Bij elkaar op bezoek
Je zou verwachten dat het project wereldschool vooral geschikt is voor gemengde scholen. Daar zitten immers kinderen uit verschillende culturen bij elkaar. Toch zijn het juist de scholen met een homogene samenstelling die baat hebben bij het project. Joske van Dulmen: ‘Kinderen van een zwarte school komen nooit in contact met witte kinderen, en kinderen van een witte school weten niet hoe het leven van allochtone leeftijdgenoten eruit ziet. Ze hebben van allerlei vooroordelen over elkaar. Om die uit de weg te ruimen moet je ervoor zorgen dat ze elkaar tegenkomen.’
Twee basisscholen in Utrecht pakten dat voortvarend aan: ze startten een uitwisselingsproject. Joske van Dulmen: ‘Alle groepen van een zwarte school op Kanaleneiland en een witte school in het centrum gingen bij elkaar op bezoek. Het was een groot succes. Vooral de Marokkaanse ouders waren er blij mee. Ze gaan namelijk heel erg gebukt onder het slechte imago van allochtonen. Nu konden ze eindelijk laten zien dat die negatieve beeldvorming niet klopt.’

Nieuwsbrief
Joske van Dulmen heeft er veel werk in gestoken om het project tot een succes te laten uitgroeien. Ze hield praatjes op scholen en leidde teamdiscussies, reikte lesmateriaal aan, bracht een nieuwsbrief uit waarin scholen elkaar op ideeën konden brengen en benaderde pabo-studenten om stage te lopen op een wereldschool. ‘De werkwijze van vorig jaar is goed bevallen, daar plukken we nu we in de provincie van start gaan de vruchten van.’

Kracht van de school
Basisschool De Border in Amersfoort is een van de acht scholen die meedoet aan het project Wereldschool in de provincie Utrecht. Het is een grote school met zevenhonderd leerlingen, waarvan ongeveer tien procent allochtoon is. ‘Des te belangrijker om aandacht te besteden aan verscheidenheid’, vindt schooldirecteur Ad Goenee. Met verscheidenheid doelt Goenee niet alleen op culturele verscheidenheid. Ook verschillen in economische klassen en in gezinssamenstelling vallen er wat hem betreft onder. ‘Anders ligt die focus weer op het verschil autochtoon-allochtoon.’ Al een paar jaar leefde het idee op De Border om in het onderwijs iets te doen met de multiculturele samenleving. ‘Alleen wisten we niet hoe we dat moesten aanpakken. De Wereldschool helpt ons daarmee.’ Ad Goenee is vooral te spreken over de manier waarop het project dit doet. ‘Het gaat uit van de eigen kracht van de school: het bekijkt wat je al doet op dit gebied. Bovendien is het geen losstaand project dat na een week weer ophoudt. Ik zie het als een langdurig bewustwordingsproces waarin we blijven leren. Als dat bordje ‘Wereldschool’ naast onze deur hangt, moeten we het wel blijven waarmaken.’

Bewuster omgaan met diversiteit
Basisschool De Buut in Soest is een gemengde school die erg haar best doet niet door te slaan naar een puur zwarte of witte school. ‘Onze kinderen hebben wel eens ruzie met kinderen van een andere, witte school’, zegt directeur Marijke Kemp. ‘Ze schelden elkaar uit als ze elkaar tegenkomen bij een gymzaal waar we allebei gebruik van maken. Ga terug naar je eigen land, hé kaaskop, dat soort dingen. Ik hoop dat het ophoudt als we meedoen aan dit project.’ Eigenlijk ís De Buut al een wereldschool, vinden de leerkrachten. Ze vertellen al veel over andere culturen en besteden aandacht aan multiculturele feesten. Toch willen ze graag aan het project Wereldschool meedoen. Marijke Kemp: ‘We verwachten dat we bewuster zullen omgaan met diversiteit. Ook willen we allochtone ouders er meer bij betrekken. Ze zijn nog wat huiverig, vinden het eng om in de ouderraad te zitten.’ Waar Marijke Kemp erg blij mee is, is dat de witte school in Soest waarmee haar kinderen weleens ruzie hebben, ook meedoet aan het project. ‘Ik hoop dat de kinderen van de twee scholen elkaar op een ander manier leren kennen. Bijvoorbeeld tijdens een gezamenlijke sport- en speldag.’

Gepubliceerd in: De Sluis (nieuwsbrief Multicultureel Instituut Utrecht)


Steun in de rug voor allochtone gehandicapten

Allochtonen met een handicap zitten vaak in een isolement. Ze worden nauwelijks bereikt door hulpverleningsorganisaties en zelforganisaties. Het project Gekleurde Belangenbehartiging brengt daar verandering in.

© Leonie van den Schoor

Mustafa Durmaz (66) woont alleen en is al bijna twintig jaar longpatiënt. Bij de minste en geringste fysieke inspanning raakt hij volledig buiten adem. Als hij naar de voordeur moet lopen om bezoek binnen te laten, kan hij de eerste minuten niets zeggen. Even water halen in de keuken is voor hem een uitputtingsslag. Rustig koken of afwassen zit er ook niet in. ‘Daarom is het beter als ik de hele tijd blijf zitten’, meent Durmaz. ‘Want als ik zit, heb ik nergens problemen mee.’
In 1984 kreeg hij voor het eerst problemen met zijn ademhaling en longen: een gevolg van jarenlang werken met gevaarlijke stoffen in een Utrechtse metaalgieterij. Net in de tijd dat hij werkloos was, raakte hij ziek. Een fatsoenlijke uitkering heeft Durmaz nooit gehad. Inmiddels krijgt hij een mager pensioentje. Gelukkig worden de vele medicijnen die hij moet slikken, vergoed. De apotheek laat de pillen per koerier bij hem aan huis bezorgen. Een keer per week komt er iemand langs van de thuiszorg om de boel schoon te maken. Voor de rest moet hij zich alleen zien te redden.

Zuurstoffles
Omdat hij het zo snel benauwd krijgt, komt Durmaz weinig buiten de deur. Alleen als het mooi weer is, maakt hij met zijn elektrische wagentje een rondje om het grote grasveld pal naast zijn huis. En af en toe rijdt hij naar de winkel voor een boodschap. Sinds een paar maanden moet hij van de huisarts bij dit soort uitstapjes altijd een zuurstoffles meenemen. ‘Die zuurstof helpt goed bij het ademhalen, ik heb er echt voordeel van. Bovendien zorgt het ervoor dat mijn ziekte zich niet verder uitbreidt. Elke dag zit ik zo’n vier tot vijf uur aan de zuurstof. En ’s nachts als ik slaap, heb ik dat zuurstofslangetje voortdurend in mijn neus. Op mijn wagentje zit een houder voor de zuurstoffles, maar die is te klein. Nu probeer ik via de leverancier van de zuurstofflessen een grotere, passende maat te krijgen.’
Twee jaar lang heeft Durmaz de lastige achterdeur en het hobbelige tuinpad moeten gebruiken om met zijn wagentje het huis in en uit te kunnen. De woningbouwvereniging weigerde mee te werken aan een fatsoenlijke uitgang bij de voordeur. Maar sinds kort heeft hij toch een aflopende helling voor de voordeur, zodat hij makkelijk met zijn wagentje naar buiten kan. Dat heeft hij te danken aan de hulp van Necati Cavusoglu, een van de twee projectmedewerkers van het project Gekleurde Belangenbehartiging.
Dit project, dat valt onder de Stichting Patiënten Platform Migranten met een Functiebeperking, heeft als doel allochtonen met een handicap te steunen en adviseren. Projectmedewerker Necati Cavusoglu: ‘Vaak zitten ze in een isolement en weten ze de weg niet te vinden naar de hulpverlenende instanties. Daar komt het communicatieprobleem nog bij, zeker als het om oudere allochtonen gaat. Ze zijn het Nederlands niet goed machtig en kunnen hun eigen verhaal niet vertellen. Dan wordt het lastig om een aanvraagformulier in te vullen en uit te leggen waarom ze een traplift of iets anders nodig hebben.’

Huisbezoek
Het project Gekleurde Belangenbehartiging is in februari 2003 van start gegaan en heeft een looptijd van twee jaar. Samen met zijn Marokkaanse collega Souad Laasri werkt Cavusoglu er hard aan om het project bekendheid te geven. Zo verscheen er een artikel in een Turks weekblad en was het project te zien op de lokale tv. Verder leggen de projectmedewerkers contact met instanties als de thuiszorg, de sociaal-pedagogische dienst, Loket 1 van de gemeente, verzekeringsmaatschappijen en allochtonenorganisaties. Een folder is in de maak. De meeste tijd gaat zitten in het opbouwen van contacten met de doelgroep zelf. ‘We zijn heel erg op de praktijk gericht. Op dit moment heb ik zo’n twintig cliënten. Bij iedereen ga ik op huisbezoek. De meeste mensen weten niet wat de mogelijkheden zijn en waar ze die dan moeten aanvragen. En als ze het wel weten dan haken ze al snel af, meestal vanwege taalproblemen. Ik help hen met aanvragen, verwijs hen door en vraag later ook na of het geholpen heeft. Ik benader de mensen zelf, de meeste mensen weten niet dat het patiënten platform bestaat. Meneer Durmaz bijvoorbeeld kwam ik toevallig op straat tegen, hij is een vriend van mijn vader en ik had hem al lang niet meer gezien. Ik heb hem meteen verteld over ons project.’
Mustafa Durmaz is erg blij met die toevallige ontmoeting. Na de geslaagde poging om een helling voor de voordeur te krijgen, is hij nu met Cavusoglu bezig met een aanvraag voor woningaanpassing. ‘Ik heb een stofallergie. Als mijn dochter met de kleinkinderen langskomt, waait er veel stof op en voel ik dat meteen. Het stoffen bankstel moet weg en vervangen worden, ik heb speciale lakens nodig voor in bed en het tapijt moet weg. Gelukkig helpt Necati me daarbij, want ik kan niet eens in het Turks lezen en schrijven. Ik ben heel weinig naar school geweest.’

Verloren
Ook hier komt het communicatieprobleem weer om de hoek kijken. Zou een stevige cursus Nederlands niet een eenvoudige, doeltreffende oplossing zijn voor de lange termijn? Dan hoeven de hulpbehoevende allochtonen met taalproblemen immers niet telkens weer een beroep te doen op derden. ‘Nee’, antwoordt Cavusoglu stellig. ‘Zeker oudere allochtonen kun je niet meer naar school sturen, die zijn al verloren. Bovendien gaat het niet alleen om een taalprobleem. Ook de werkwijze van de hulpverlenende instanties is anders. Nederlandse mensen zijn niet gespecialiseerd in dienstverlening aan Turken of Marokkanen. Daarom zou het al geweldig zijn als we een of twee Marokkaanse en Turkse medewerkers bij de loketten van de hulpverlenende instanties zouden zetten.’
Het project Gekleurde Belangenbehartiging krijgt subsidie van de provincie. Toch werkt het project niet provinciebreed, maar richt het zich vooralsnog op de stad Utrecht. Cavusoglu: ‘Het is nog te nieuw, als je ergens mee begint moet je eerst bekendheid opbouwen en kijken wat je aankunt. Daarna kun je pas uitbreiden. Zowel mijn collega Souad als ik hebben allebei een aanstelling van 18 uur per week. Dat is veel te weinig. Eerlijk gezegd zou ik aan veertig uur nog niet genoeg hebben.’

Gepubliceerd in: De Sluis (nieuwsbrief Multicultureel Instituut Utrecht)