Journalistieke artikelen: Filosofie Magazine

Twee voorbeelden van artikelen voor Filosofie Magazine:

Interview met filosoof Andy Clark: 'Intelligentie zit niet in je hoofd'
Boekrecensie: De dierentuin van Donna Haraway

'Intelligentie zit niet alleen in je hoofd'

Het marskarretje Sojourner is ongetwijfeld een knappe robot, maar vergeleken met een kakkerlak is deze machine absoluut niet intelligent, stelt de Britse filosoof Andy Clark. In zijn nieuwe boek 'Being There' pleit Clark voor een idee van evolutionaire kennis - een theorie waarin intelligentie méér is dan het uitvoeren van ingewikkelde berekeningen door het brein.

© Tanny Dobbelaar

Sinds wiskundige A. Türing in de jaren dertig zijn Türingmachine bedacht - een machine die het menselijk denken zou kunnen simuleren -, hebben talloze informatici, psychologen en filosofen gewerkt aan machines die menselijk gedrag kunnen imiteren. En voor een deel met succes. Moderne computers kunnen veel sneller rekenen dan wij. Expertsystemen zijn in staat medische en juridische beslissingen te nemen. En vergeet ook niet de schaakcomputer: onlangs bewees Deep Blue dat hij zelfs grootmeester Kasparov kon verslaan.
Toch blijken intelligente machines bij lange na niet al het gedrag van levende wezens te kunnen imiteren. Neem het marskarretje Sojourner. Met een slaapverwekkende snelheid van zestig millimeter per minuut verkent het de planeet Mars. De Sojourner is ongetwijfeld een knappe robot, maar vergeleken met de soepele tred van, bijvoorbeeld, een kakkerlak, is het karretje traag en lomp en dom.
Hoe geavanceerd de huidige machines ook mogen zijn, als imitaties van intelligent gedrag stellen ze weinig voor, schrijft filosoof Andy Clark in zijn nieuwe boek 'Being There'. Clark, professor aan de Amerikaanse Washington University in St. Louis èn aan de Britse Sussex University, werpt zich op als woordvoerder van de jongste generatie cognitiewetenschappers. Opmerkelijk is dat deze generatie niet langer gelooft in `kunstmatige intelligentie': denken moet méér zijn dan het uitvoeren van ingewikkelde berekeningen door de hersenen. Eveneens is 'handelen' iets anders dan het slaafs uitvoeren van instructies, afkomstig van het brein.

Kunstmatig leven
Als een wezen denkt en handelt, is het hele organisme, inclusief zijn evolutionaire geschiedenis en zijn omgeving, daarbij betrokken, aldus Clark en consorten. In deze visie is intelligentie het resultaat van adaptief gedrag, van de noodzaak van het organisme om zich aan te passen aan de natuurlijke omgeving.
Dit idee krijgt zijn uitwerking in deelgebieden van de cognitiewetenschap, die bekend staan als 'artificial life' (letterlijk: kunstmatig leven), 'dynamische systemen' en, 'theorie van de emergentie'. In de 'evolutionaire robotica' wordt gewerkt aan het bouwen van intelligente machines die ook biologisch kloppen en kunnen omgaan met de echte, fysische, wereld. Ook de Sorjourner is op basis van deze principes ontwikkeld.

Voordat dergelijke karretjes even snel en slim zijn als natuurlijke wezens, zullen er heel wat nieuwe ideeën ontwikkeld moeten worden over gedrag, kennis en intelligentie.
Clark beweerde dit onlangs op een conferentie in Oxford, waar Clark een lezing hield voor een gezelschap van psychologen, biologen, filosofen en robotdeskundigen.
In een zaaltje van Christ Church, een van de oudste colleges van Oxford, vertoont Clark een plaatje van een dansend echtpaar. Erboven een tekening van hun bewegingen: voeten, omringd door pijltjes die de juiste draairichting aangeven. 'Dansen leer je niet door te kijken naar deze plaatjes', grinnikt Clark. 'Dat is absoluut ongeloofwaardig. Toch geloven veel wetenschappers nog steeds in het model dat er achter schuilgaat. Je hebt een plaatje in je hoofd van wat je wil gaan doen - dansen - en vervolgens voer je het uit. Je lichaam is daarbij niets meer dan een willig instrument van je intenties.'
'Als je heel goed kijkt, zie je in dit model de cartesiaanse scheiding tussen materie en geest - waarbij de geestelijke zaken natuurlijk het belangrijkste zijn. Niemand gelooft er nog echt in, toch vind je het onderscheid nog overal terug.'
Een brede armzwaai: 'Ga maar na: als we nadenken over wat intelligentie is, kijken we naar de hersenen. Het meeste onderzoeksgeld gaat naar de vraag wat er omgaat in ons hoofd. Bij intelligentie blijven we denken aan hele abstracte processen, aan vormen van probleemoplossen die niets te maken hebben met het soort lichaam dat we hebben en de omgeving waarin we leven.'
Clark constateert een eenzijdige aandacht voor 'hoger' intelligent gedrag. Zo kunnen we wel een schaakcomputer bouwen, maar geen machine die veilig een verkeersweg kan oversteken. Waarom is dat zo moeilijk? 'Het belangrijkste probleem is de onvoorspelbaarheid van de omgeving', antwoordt Clark. 'Als je een weg oversteekt, weet je van te voren niet welke obstakels je gaat ontmoeten. Een schaakcomputer heeft een helder domein, met duidelijke regels. Dat is het verschil. Industriële robots werken goed omdat hun omgeving strikt is vormgegeven. Maar ze zijn volledig afhankelijk van die omgeving. Zo gauw er iets verandert, gaat het fout.
Mensen gaan veel flexibeler met de wereld om. Maar hoe doen we dat? Dit is een fundamenteel probleem. Nu kunnen we niet eens een robot maken met de intelligentie van een schildpad!'

De gedachte dat een schaakcomputer de intelligentie van een schaker kan evenaren, wordt door Clark met klem verworpen. 'Een schaakcomputer vertelt ons niets over de manier waarop wij in werkelijkheid dat spelletje spelen. Toen Kasparov verslagen werd door Deep Blue, zei hij: "het was alsof ik tegen een alien speelde."
Een computer verbruikt heel veel vermogen om mogelijke zetten te berekenen. Evolutionair gezien is dat niet efficiënt. Als wij schaken, gebruiken we waarschijnlijk veel basalere evolutionaire strategieën. Vermoedelijk maken we veel meer gebruik van eenvoudige patroonherkenning, dan van ons vermogen om vooruit te denken.'

Clark benadrukt dat het huidige evolutionaire onderzoek is gericht op handelingen van zeer eenvoudige organismen. 'Waar het om gaat is: hoe organiseren organismen hun omgeving, zó dat ze makkelijker hun problemen kunnen oplossen. Vaak blijken er hele eenvoudige regels aan ten grondslag te liggen. Je moet ze alleen willen zien.'
Hij geeft het voorbeeld van de termietenheuvels, met hun prachtige architectuur van kamertjes, bogen en doorgangen. Hoe komt zo'n bouwwerk tot stand? Alle termieten dragen hoopjes modder, die ze naar willekeur neerleggen. Ieder hoopje krijgt van de termiet een geurspoor mee. De termieten leggen hun pakketje neer waar de geur het sterkste is. Zo ontstaan er stapeltjes. En als er twee stapeltjes nabij elkaar komen, beïnvloeden ze weer de plek waar de het volgende hoopje komt te liggen: de twee stapeltjes verenigen zich tot een boog. Clark: 'Er is absoluut geen centrale architect aanwezig. De termieten hebben geen ontwerp in hun hoofd van het bouwwerk. Ze volgen allemaal dezelfde simpele regel. Het is een vorm van emergentie waarbij simpele processen gedrag tot stand brengen dat complex lijkt. Zo lijken termieten intelligent.'

Net als deze zogenaamd eenvoudige wezens, gebruiken mensen ook trucs, vermoedt Clark. 'Al weten we lang niet precies hoe dit gebeurt. We structureren onze wereld zodat we intelligent lijken en via eenvoudige regels zeer complexe problemen kunnen oplossen.'
Het vinden van die eenvoudige regels is een van de grootste taken voor de nieuwe cognitiewetenschap. Clark: 'Probleem is alleen dat je niet weet hoe je moet zoeken. Genetische algoritmen kunnen een goed hulpmiddel zijn. Daarmee creëer je op de computer een variatie en selectieproces bij zogenaamd kunstmatig leven: zo zie je tot welke complexe structuren het opstellen van eenvoudige regels kan leiden. Het is een vorm van kunstmatige evolutie, waarbij je als onderzoeker niet gehinderd wordt door vooroordelen.'

Een van Clarks centrale stellingen is, dat mensen geen overzicht hebben over wat ze doen. Intelligentie zit niet alleen in je hoofd. Het is het resultaat van een complex samenspel van hersenen, lichaam en omgeving. Clark: 'De grens tussen hersenen en wereld is niet echt belangrijk bij het verklaren van gedrag. Delen van mijn omgeving functioneren als onderdeel van mijn cognitief systeem. Om maar wat te noemen: een deel van mijn brein zit in mijn computerfiles, mijn computer, mijn opschrijfboekjes.'
Maar is dat niet een al te figuurlijke voorstelling van intelligentie? Clark schudt zijn hoofd: 'Filosofisch gezien is dit een moeilijke vraag. Maar ik denk echt dat, wil je mijn intellectuele capaciteiten begrijpen, je niet alleen in mijn hoofd zou moeten kijken. Mijn intelligentie bestrijkt een groter geheel, waar mijn hoofd slechts een onderdeel van uitmaakt.
Het doet me denken aan patiënten met ernstige hersenbeschadigingen waar de medische faculteit van Washington University onderzoek naar doet. Die mensen leven in een aangepaste omgeving. Alle objecten in hun huis hebben een label, bijvoorbeeld. En ze maken lange lijsten van dingen die ze dagelijks moeten doen. En wat blijkt: volgens IQ testen kunnen ze niet zelfstandig leven. In de praktijk kunnen ze dat wel degelijk, dankzij hun gestructureerde omgeving. Zou je hun huis overhoop halen, ja dat zou moreel gezien zoiets zijn als in andermans hersenen peuteren.'

Wie meer vat wil krijgen op intelligent gedrag, moet niet alleen de interactie tussen organisme en omgeving bestuderen, maar ook naar de manier waarop het lichaam zelf is georganiseerd, stelt Clark. Het fysieke lichaam is zo gevormd dat het bijdraagt aan 'intelligent' gedrag. Juist voor makers van intelligente machines is die wetenschap van belang. 'Mijn favoriete voorbeeld is de industriële robot die een stang in een gat moet duwen. Dat gaat meestal goed, maar soms zit de robotische arm ernaast. Wat doe je daar nu aan? Je zou een visueel systeem aan de arm kunnen koppelen, die zoekt naar het object, zodat de arm een nieuwe poging kan wagen. Een veel simpeler oplossing is om het apparaat zelf flexibeler te maken: plak een stukje rubber aan de basis van de arm. Als die mist, dan veert de arm vanzelf terug en kan hij een nieuwe poging doen. Heel elegant en evolutionair gezien veel goedkoper dan een ingewikkeld visueel systeem.'

Slim
Clark veronderstelt dat in de natuurlijke lichamen eveneens 'slim' geconstrueerd zijn, zodat lichaam, omgeving en hersenen tezamen intelligent gedrag kunnen bewerkstelligen. Dat geldt zelfs voor eenvoudige handelingen als het knipperen van je ogen. 'Als je kijkt, zie je waarschijnlijk niet één compleet plaatje van de wereld, vol met details. Waarschijnlijk zie je slechts aspecten die op dat moment relevant zijn.
Dit blijkt ook uit experimenten. Zet mensen voor een beeldscherm met daarop een complex beeld, waarin steeds iets kleins verandert. Het is verbazingwekkend, maar mensen zién die veranderingen niet. Tenzij je vraagt: let op de veranderingen. Dat is een andere taak. Daar zijn ze toe in staat.
Waarschijnlijk zien we onze omgeving dus helemaal niet zoals we hem ervaren. Uit gemak gaan we ervan uit dat onze omgeving niet heel erg verandert. Misschien vinden er wel veranderingen plaats, maar gebruik je niet de strategie om die waar te nemen. Je hebt er gewoonlijk geen belang bij.'
Als filosoof houdt Clark zich niet dagelijks bezig met experimenteel onderzoek. Hij probeert grip te krijgen op de achterliggende principes van hedendaags onderzoek. 'Ik voorzie een nieuwe kennistheorie waarin emergentie de centrale notie is. Maar die staat nog in de kinderschoenen - een begrip als emergentie is nog absoluut niet helder gedefinieerd'. Daarnaast gaat hij binnenkort in St. Louis een robotlaboratorium starten. 'Iedereen denkt dat het bouwen van robots een kwestie van engineering is. Maar zodra je iets gaat bouwen, ga je anders denken over waarneming en handelen. De praktische problemen zijn enorm. Dat merk je pas als je de echte wereld serieus neemt.'

Andy Clark Being There. Putting Brain, Body, and World Together Again. MIT Press: 1996

Gepubliceerd in: Filosofie Magazine

 

De dierentuin van Donna Haraway

De Amerikaanse Donna Haraway staat bekend als inspirerend maar moeilijk. Haar oeuvre gaat over cyborgs, transgene muizen, vampieren en auto-immuunsystemen. Een boek met gebundelde interviews werkt meer licht op haar werk én privé-leven.

©Tanny Dobbelaar

OncoMouse™ is een raar beestje. Het is de eerste transgene dier dat door de onderzoeksindustrie als originele uitvinding is gepatenteerd. Zijn biotoop is het laboratorium. Kenmerkend is dat hij spontaan aan borstkanker verwante tumoren ontwikkelt. Onderzoekers kunnen het beestje kopen voor hun experimenten. Handig, want laboratoriummuizen zijn altijd voorradig.
OncoMouse™ is op de wereld gezet om vrouwen te redden. Tien procent van hen krijgt borstkanker. Als het onderzoek met behulp van deze kankermuizen succes heeft, zullen vrouwen hem nog dankbaar zijn, zo was de gedachte. Dat was iets te snel gedacht. OncoMouse™, ontwikkeld in 1988, bleek al snel een onbetrouwbaar onderzoeksinstrument. Hij produceerde te veel oncontroleerbare tumoren.
Inmiddels zijn er veel meer transgene dieren ontwikkeld. Toch blijft OncoMouse™ voor Donna Haraway prototypisch voor razendsnelle veranderingen in ideeën over wat eigendom is, wat geldt als een natuurlijke soort en wat moderne mensen nog eigenlijk zijn als hun leven zo is verweven met dieren en machines.
Om over deze vragen na te denken, heeft Haraway een reeks 'kritisch-theoretische figuraties' ontwikkeld. Ze vormen een kleurrijke menagerie, met onder meer deze kankermuizen, maar ook cyborgs, vampieren en primaten. Haraway schuift deze figuren naar voren om ons huidige tijdgewricht te onderzoeken: hoe kunnen we verhalen vertellen over onze tijd, een tijd die zich zó snel ontwikkelt dat OncoMouse™ alweer passé is?
Haar bekendste figuraties is de cyborg, bekend van het ook in het Nederlands vertaalde ‘Manifest voor cyborgs’. Haraway schreef dit essay begin jaren tachtig, toen personal computers, e-mail en internet nog in de kinderschoenen stonden. Ze was haar tijd ver vooruit in het beschrijven van fenomenen die de gemiddelde burger pas nu zal kunnen herkennen.
Neem haar stellingen dat mensen niet langer beschikken over authentieke menselijke ervaringen. Daarvoor is ons bewustzijn te sterk veranderd. Dat komt onder meer door de introductie van communicatiemachines: lichte schone machines waarin feiten reizen met de snelheid van het licht. Plaats, tijd en identiteit zijn daardoor geen vaststaande gegevens meer. Hetzelfde geldt voor concepten als mens, dier, nationaliteit, sekse of natuurlijke soort. Nieuwe fusies tussen mensen, dieren en machines hebben deze concepten onwerkbaar gemaakt.
Haraway publiceert teksten waar een doorsnee Nederlands academicus zich niet aan zou wagen. Ze maakt lijstjes bijvoorbeeld, van associaties die in het huidige tijdsgewricht bij elkaar horen. Of ze verbindt een sciencefiction verhaal een geschiedenis van het denken over auto-immuunsystemen of een kritiek op - het klinkt ouderwets en dat is het ook - het transnationale kapitalisme van na de Koude Oorlog. Een lezer moet in vele disciplines thuis zijn om al haar verwijzingen te kunnen volgen.
In haar publieke optredens is Haraway veel transparanter. Ze is grappig, ironisch, snel, en in voortdurende dialoog met haar publiek. Even sprankelend is ze in 'How Like a Leaf', een verzameling gesprekken tussen Haraway en haar voormalige student Thyrza Nichols Goodeve.
Die dialogen leveren soms echt nieuwe inzichten op. Zo legt Haraway zelf het verband tussen haar theorieën en haar katholieke afkomst - hoewel ze beslist niet meer gelovig is. Voorbeeld: brood en wijn zijn voor katholieken werkelijkheid en metafoor tegelijk. Dat geldt ook voor Haraways figuraties als de cyborg; ze bestaan echt, maar ze zijn ook mysterieuze metaforen die je voortdurend moet bestuderen! Een verschil met het katholicisme is er gelukkig ook: religieuze studies beloven waarheid en helderheid, Haraway toont plezier in het zaaien van verwarring en het doorbreken van grenzen.
Voor de echte Haraway-fans is 'How Like a Leaf' onmisbaar, ook al vanwege de uitbundige beschrijving van Haraways privé-leven. De inrichting van haar ene huis, het beroep van haar geliefde, de homoseksualiteit van haar ex, de jeugd van diens geliefde, hun beider sterven aan aids, de afstand van de universiteit tot haar andere huis (3 uur rijden)... et cetera. Ook trivia zijn met de nodige achting genoteerd. Je kunt theoretische redenen aandragen voor deze openbaringen (in de trant van: theorie kun je niet los zien van de plaats en tijd waarin deze is geformuleerd), maar het blijft ongemakkelijk, zo'n fusie tussen persoonlijke informatie en theoretische inzichten. Wellicht heeft het iets te maken met linkse, Californische klimaat waarin Haraway al zo'n dertig jaar opereert? 'How Like a Leaf' laat zich soms lezen als een hagiografie, ook al omdat de interviewer haar gesprekspartner zelden kritisch ondervraagt. Maar lekker lezen is het wel!

How like a leaf
An Interview with Thyrza Nichols Goodeve/ Donna J. Haraway
New York, Routledge, 2000.

Gepubliceerd in: Filosofie Magazine